Beschouwen wij het H. Hoofd van onze geliefde Heer Jezus Christus van naderbij
Blikken wij op naar dit H. Gelaat en proberen wij ons een denkbeeld te vormen van het “Huis dat de Wijsheid zich bouwde” (Spreuk.9,1). “Rond zijn Hoofd, zegt ons Teresa Higginson, was een lichtglans van onbeschrijflijke schoonheid en luister als een zon (de eeuwige, ongeschapen Wijsheid van God), waarin twaalf prachtige edelstenen stonden te schitteren, die alle de kleuren van de regenboog weerkaatsten” (de 12 vruchten van de H. Geest). “In het Hoofd ziende zag ik als de oceaan, peilloos en diep en helder (de menselijke, geschapen Wijsheid van Jezus) en de schitterende stralen van de zon drongen tot elke diepte er in door (de menselijke wijsheid wordt doorgloeid, is innig verenigd met de goddelijke), en op die oceaan werd alle pracht van de zon en de twaalf stenen, die op diamanten leken, weerkaatst ik zag groen, geelachtig groen, purper, rood en alle kleuren die in een regenboog te zien zijn”. “Ik zag hoe het Hoofd op heel bijzondere wijze de woonplaats van de Heilige Geest was; en zoals op het ogenblik van de schepping, Gods Geest zich over de wateren bewoog, zo is Hij ook altijd vervat in deze kristallen zee en zijn glans is er het licht in, zijn liefde de zon, die er licht geeft en alle dingen in dit aardse en het hemelse paradijs regelt, zoals de zon de dingen op aarde beheerst.”
Een andere keer zag zij: “Zijn H. Hoofd stralend in een zee van licht en het leek op een schitterende zon, die het H. Hart tot in de diepste diepte doordrong, er de aandoeningen en Overwegingen in opwekte, alle werkingen erin regelde terwijl het dit alles naar boven haalde, zoals de zon de dampen uit de oceaan optrekt. In dit licht zag ik zeer duidelijk de gedaante van een zilveren duif, en ik begreep dat deze de H. Geest was; en ik zag gloriekransen – ik wilde schrijven: wolken, maar dit is niet ten volle juist – of liever zuilen als een regenboog erboven; en ik wist dat hiermee de eeuwige Vader moest voorgesteld zijn. Het geheel vormde een oog: dit beduidde het oog van de enige God”. Menselijke en goddelijke Wijsheid zijn zo innig verenigd, dat ze een eenheid uitmaken door het oog zinnebeeldig voorgesteld.
Als wij nu deze visioenen samen nemen dan kunnen wij ons een treffende voorstelling maken van Jezus’ H. Hoofd
Eerst en vooral beschouwt Teresa het H. Hoofd als Centrum in de Drieëenheid. De Vader is er aanwezig onder de vorm van gloriekransen, omdat de Vader een volmaakte glorie ontvangt vanwege de Zoon, volgens het woord “Ik zoek niet mijn glorie” (Joh.8,50), Ik zoek de glorie van mijn Vader (Joh.8,49), en ook omdat de Vader de Zoon wil verheerlijkt zien volgens het woord: Mijn Vader is het die Mij verheerlijkt” (Joh.8,54). De Vader wil dat de wijsheid van de Zoon schittere voor het mensdom. Zijn wil is het, dat allen Hen kennen in Wie Hij zelf al zijn geluk en vreugde vindt. Jezus, die deze wil kent, wordt verteerd door het verlangen om zijn Vader te voldoen, en daarom verlangt Hij vereerders van zijn Wijsheid bij de mensen. De H. Geest is ook aanwezig in het H. Hoofd; Zijn Goddelijke Wijsheid, die Hij deelt met de Vader, doorgloeit het menselijk verstand van Jezus; het is een zon die een zee doorglanst en alle diepten – alle vermogens en hun werking – ervan doorstraalt. Hij is er vervolgens aanwezig door de twaalf vruchten die Hij in een ziel verwekt, die volledig aan Hem onderworpen is. Daar Jezus’ ziel nu strikt gehoorzaam is aan zijn werking, zegeviert in haar de vreugde van de deugd; vreugde, voortgekomen uit volmaakte deugd.
(Het getal 12 is symbolisch en betekent alle deugdakten waarin de ziel geestelijke vreugde vindt. In het begin van een geestelijk leven vallen alle deugdakten lastig, later worden zij aangenaam zodat ze de ziel met heilige vreugde vervullen. De vruchten van de H. Geest zijn dus de verschillende vreugden voortkomende uit de beoefening van de deugden. Iedere deugdakte heeft haar vreugde; de Schriftuur noemt er twaalf op: liefde, blijdschap, vrede, geduld, welwillendheid, matigheid, goedheid, lankmoedigheid, zachtmoedigheid, betrouwbaarheid, zedigheid, kuisheid. Hiermede wil zij echter geen volledige lijst geven.)
Deze beschouwing van Teresa, die Jezus’ H. Hoofd als centrum ziet in de H. Drieëenheid is theologisch zeer juist. Laten wij een groot theoloog – Ch. Sauvé – die de goddelijk waarheden met zijn hart beschouwde, aan het woord: “De Zoon Gods alleen komt voort en brengt voort in de eeuwigheid; Hij komt voort van de Vader en brengt met Hem de H. Geest voort. Alleen Hij wordt door de Vader gezonden en zendt met Hem de H. Geest. Het is omdat Hij het centrum van Gods leven is, centrum van licht, van waarheid, van gedachte, van eeuwige schoonheid… En daar ligt zonder twijfel ook een der redenen waarom Hij, in de tijd, als Mens, het centrum van alle dingen is”.
Wij moeten dus Jezus’ H. Hoofd altijd zien in verband met de H. Drieëenheid, wij moeten het als Centrum beschouwen van Gods leven, waarin de Vader en de H. Geest wonen
Maar gaan we verder en onderzoeken we welke voorstellingen wij ons moeten maken van het leven van Jezus’ H. Hoofd of Wijsheid. De goddelijke Wijsheid doet vier dingen: zij regelt, zij wekt op, vergoddelijkt en zij doordringt het H. Hart. Zij legt al de gevoelens bloot volgens het woord: “dat God de harten en nieren doorgrondt” (Ps.7,10). Jezus weet dus en kent tot in haar fijnste bijzonderheden al de neigingen, strevingen van dit menselijk Hart. Jezus is dus volkomen bewust van alles wat er in zijn Ziel gebeurt, en Hij ziet die gevoelens in het goddelijk Licht. Wij kennen ons zelf niet, vele van onze aandoeningen ontsnappen ons, wij weten niet hoe ze er komen, wij hebben er soms al in toegestemd voor wij ons bewust waren van hun bestaan. Wij moeten trachten Jezus na te volgen in deze kennis. Jezus ziet al zijn hartstochten, strevingen, neigingen in het licht van de goddelijke Wijsheid. Verder verwekt de Wijsheid er neigingen, zij is dus oorzaak van de strevingen van het H. Hart. Het Hart laat zich leiden door deze Wijsheid. Als wij de beweegredenen van onze aandoeningen overschouwen, dan vinden wij daar alles behalve de Geest Gods. Wij worden bewogen door ons belang, onze eer, onze zinnelijke voldoening en wij spreken en handelen buiten God. In Jezus’ Persoon is de oorsprong van zijn daden en gevoelens, de Geest Gods; de Wijsheid is de beweegreden. Zo staat er geschreven dat Hij “in de Geest” naar de woestijn ging (Matt.4,1). Tot de vasten die Jezus wilde doen, werd Hij door de Geest aangespoord. Dat Jezus’ Hart geregeld wordt door zijn H. Hoofd wil zeggen, dat de heilige gevoelens door Gods Geest opgewekt, er in orde en mate, volgens de regels van de bescheidenheid gesteld worden. Als Hij weent voor Lazarus’ graf, is die droefheid heerlijk-menselijk. Zij is niet zoals de onze, onbedaarlijk en onmatig. Als Jezus vreest voor het lijden, dan zijn die vrees en verveling intens erg, maar zij keren Hem niet af van het Offer. En wanneer eindelijk Teresa ziet hoe het leven van het H. Hart naar boven wordt gehaald door de zon, als een damp uit de oceaan, dan wordt daardoor wellicht te kennen gegeven, hoe die gevoelens van Jezus’ Mensheid, ook goddelijk zijn, doordat zij onder de werking der Eeuwige Wijsheid staan, en hoe daarmee ons een toonbeeld wordt voorgehouden, dat ook wij, door te handelen volgens de H. Geest, onze gevoelens moeten vergeestelijken. Dit visioen is dan ook voor ons gegeven, opdat wij de werking zouden begrijpen, die Jezus in ons wil volbrengen; ons verlichten en al onze inwendige gevoelens en gedachten doen zien in zijn goddelijke inwerking; om ze te leren kennen in hun misvormdheid, en ons opwekken tot het goede, opdat wij zouden gaan verlangen naar de genade; ons leiding geven daar wij niet in staat zijn onszelf te besturen, omdat wij toch altijd eerst onszelf zoeken…