H.Hoofd Devotie (3)

Zesde Hoofdstuk: Beledigingen en Eerherstel

1. Aantal en grootheid der beledigingen

Er werd aan Teresa door Jezus bekend gemaakt, dat er “tegen Hem veel door wilszwakte en ongeordende aandoeningen werd gezondigd, maar dat de zonde van het intellect deze in aantal en grootte overtroffen” (1).

1. Aantal

 

Men kan met statistieken niet uitmaken hoeveel er gezondigd wordt door bewust ongeloof en vrijwillige negatie van Jezus’ leer. Wij moeten eerst veel categorieën van mensen uitsluiten die niet bewust van hun ongeloof, te goeder trouw denken dat de door hen beleden godsdienst en zedelijke levenswijze aan God aangenaam is. In een midden van andersdenkenden opgevoed, nooit iets anders gezien en gehoord hebbend dan de dwaling, kennen zij van de Waarheid slechts een schaduw. Deze mensen dienen God, zoals Abraham zijn afgoden diende totdat de Heer hem toesprak en hij eindelijk de ware God leerde kennen. Zulke ongelovigen, waarbij vele heidenen of afgodendienaars te rekenen zijn, hebben, een onoverwinnelijk vals geweten en moeten het ook volgen en God dienen in hun schaduwen. Over deze arme heidenen spreekt de Zaligmaker niet, noch over onze afgescheiden broeders, de protestanten en de scheurmakers, die te goeder trouw zijn. Al te dikwijls menen vele katholieken dat al die mensen bewust de ketterij aanhangen en kunnen niet begrijpen dat ze in een goede mening verkeren God door hun levenswijze te eren. Tot hun terugkeer is er meer christelijke wijsheid en liefde nodig, want met afkeer en onbegrip komt men nergens.

Het gaat hier om bewust ongeloof, om een inzien dat Jezus’ waarheid de enige is, waaraan men zich onderwerpen moet, maar die de mens niet wil aanvaarden wegens tegenzin, schaamte, verlies van eer of omdat ze de passies tegenspreekt, daar Hij deugden aanprijst die men veracht. Onder hen zijn de Herodesen, die wegens hun slecht leven, dat zij niet willen verlaten, Jezus’ leer dwaas vinden en Hem het dwazenkleed aandoen.

Er is echter een erger soort van bewust ongeloof, namelijk de intellectuele hoogmoed, namelijk; zij die Jezus in zijn Persoon aanvallen. Zij vinden het geloof in een Godmens belachelijk en heten het onmogelijk dat een God op aarde zou gekomen zijn, dat noemen ze een mythe of fabel. Zij aanvaarden wel een historische persoon die Jezus heette en sommigen noemen Hem zelfs een edel mens, maar Hij was geen God, zijn mirakelen waren vernuftige genezingen van een kwakzalver, zijn verrijzenis een uitvindsel van zijn volgelingen en daar Hij een gewoon mens is geweest, heeft Hij het recht niet aan heel de mensheid gewetenswetten voor te schrijven en aanbidding te vragen voor Zijn Persoon.

Onder hen zijn er Godgelovigen, die beweren dat er zeker een God bestaat, maar een die zich van de wereld niets aantrekt en zeker niet in de wereld is gekomen. Andere negeren het bestaan van een Godheid en zijn wat wij goddelozen heten. Deze beweren dat er niets anders dan stof bestaat, die in een eeuwige evolutie allerlei vormen schept en laat verloren gaan, weer in andere vormen verschijnt en deze afbreekt in een eeuwig herbeginnen. Onder deze goddelozen zijn er die het goede recht der gelovigen op vrijheid van geloofsuiting aanvaarden en zeggen dat men ieder in zijn gedacht moet laten. De ergsten onder hen zijn de antitheïsten, die wij strijdende godloochenaars heten en die het geloof uit de harten van de mensen willen rukken. Zij gebruiken alle middelen daartoe en hun redenering komt hierop neer: “Het geloof in God houdt de wetenschap en de sociale en economische verbetering tegen, het moet verdwijnen.” Het is duidelijk dat zij hun verstand misbruiken en tegen de rede ingaan. Om deze bewuste ongelovigen is het te doen.

2. Grootheid

Welnu, het misbruik van het intellect is een “hemeltergende ondeugd”. Die strijdende goddeloosheid is in de ogen van God een weerzinwekkende hoogmoed en zo Hij deze mensen niet straft, zoals Hij wel eens in het Oude Testament deed, is het juist wegens het Nieuwe Verbond met de mensen, waarin voor eenieder, zonder uitzondering, een bepaalde tijd is vastgesteld; een overvloedige genade te gebruiken of zich van God definitief af te wenden.

Maar deze hemeltergende zonden beladen de hele wereld met schuld en zoals een overwonnen aanvaller oorlogsschuld moet betalen, zo moet ook de mensheid deze nieuwe schuld delgen en wordt zij niet uitgeboet, dan dwingt men de Hemel tot straffen om de terugkeer tot het geloof te bewerken.

Deze mensen begrijpen niets van de oneindige Majesteit Gods, die Teresa zo diep aanvoelde, dat zij erdoor vernietigd werd. “O mijn God, schrijft ze, wie zal tegen U stand houden? Het komt me voor, dat dit een zelfde gevoel moet zijn, als de ziel ondervindt, wanneer ze voor God staat, om geoordeeld te worden” (2).

Dit gevoel missen alle hoogmoedigen, die zich nooit in de tegenwoordigheid Gods stellen, maar hebben de nederigen die zich klein weten: “O mijn God, gaat ze verder, waar zal ik de woorden vinden om uitdrukking te geven aan de glorie, de majesteit en de schoonheid van dat aangezicht, waarvoor de Cherubijnen en Serafijnen in stomme bewondering en aanbidding neervallen. Evenmin als de apostelen op de Tabor, kan ik die glorievloed, die uitstroming van de Godheid verdragen (3).

De H. Thomas zegt dat de belediging gemeten wordt naar de waardigheid van deze die men beledigt.

Indien nu de mensen zo sterk op hun eer gesteld zijn, dat zij er processen voor aangaan, ja, zelfs de dood in duels en zelfmoord verkiezen, heel hun fortuin willen afgeven, eerder dan hun gekrenkte eer niet hersteld te zien, wat moeten wij dan van de krenking denken die de Heer der heren ondervindt als Hij niet door één persoon, maar door tientallen miljoenen goddelozen wordt vernederd. Als reeds op heilige zielen zijn Majesteit zulke indruk maakt, dat zij – die nochtans geen noemenswaardig kwaad bedreven – het besterven, iets van de waardigheid in hun visioenen te vernemen, zeg mij dan, hoe onmetelijk Gods Grootheid is, en wie er in staat is deze beledigde Heiligheid een eerherstel aan te bieden?

(1) Leven, blz.135

(2) Leven, blz.111

(3) Leven, blz.121

 

2. Hulde en Eerherstel

Er is een verschil tussen hulde en eerherstel.

Hulde is een verering, die in een erkentenis van een waardigheid bestaat, zoals wij vorsten en grote staatslieden plechtig in onze steden ontvangen op handgeklap, bloemen en versiering, met welkomstwoorden en redevoeringen van grote waardering. Wij noemen dit een eenvoudig eerbetoon.

Eerherstel daarentegen is een verplichte hulde wegens een schennis van een schade aan de eer van een persoon gebracht, zoals bijvoorbeeld met het gerecht kan gebeuren, dat onbewust dwalend een onschuldige veroordeelde. De rechter drukt zijn spijt uit nopens de dwaling, de veroordeelde ontvangt een schadevergoeding, soms krijgt deze laatste een erepost om de laatste smet op zijn naam uit te wissen.

Welnu, als het Gods eer aangaat, zijn wij tot allebei verplicht. Over de hulde spreken wij verder, laten wij nu over eerherstel een woord zeggen. Hoe moet dit gebeuren?

1) Eerst door de H. Hoofdvereerders; “Hij gaf mij te verstaan, schrijft Teresa, dat Hij al degenen die deze godsvrucht zouden bevorderen, zou kronen en met heel bijzondere glorie zou bekleden… en ik begreep dat Onze Lieve Heer en zijn Moeder deze hulde beschouwden als een vergoeding voor de beledigingen de Alwijze God aangedaan, toen Hij uit spot werd gekroond en gehuldigd, en als een dwaas werd gekleed en gekrenkt” (1).

Uit haar verdere woorden kunnen wij opmaken, dat naarmate de ziel, die Hem vereert, heiliger is, ook de verering, die zij brengt, als een volmaaktere herstelling door Jezus aanvaard wordt, zoals een kunstenaar zich meer vereerd voelt door het lovende oordeel van een andere kunstenaar dan van een gewone bewonderaar.

Daarom beschouwt Jezus de ijver voor zijn H. Hoofd reeds als een eerherstel en naarmate deze ijveraar heiliger leeft is zijn ijver ook een volmaakter eerherstel.

2) Maar Jezus wil ook, dat niet alleen zijn vrienden, maar zoveel zielen mogelijk Hem eerherstel aanbieden. Daarom vraagt Hij van allen op de octaafdag van het H. Hartfeest een bijzonder openbaar eerherstel, want zegt Teresa: “Zelfs in het huis van mijn vrienden kennen zij Me alleen met het dwazenkleed aan, met een spotkroon op, Ik, die de God van Wijsheid en alle kennis ben”.

Vele christenen door hun lichtzinnig leven, door hun wereldse gezindheid en hun toegeving aan valse princiepen, willen en de wereld en Christus dienen. Zij onderhouden een …[onleesbaar woord, red.] andere plicht, maar verwaarlozen er andere. Zij zijn een ergernis voor velen en wegens hun gedrag blijven veel ongelovigen van God verwijderd of vinden er een reden in, om onboetvaardig te blijven. “Zij zijn niet beter dan wij, eerder slechter; want zij willen doorgaan als eerlijk en zijn schijnheilig, wij tonen wat wij zijn.” Zo spreken dan die ongelovigen.

Wilden deze christenen nadenken over hun leven met het H. Hoofd voor ogen, wellicht zouden zij hun dwaasheid inzien en bekennen dat men geen twee meesters kan dienen. Zij kunnen bij grote samenkomsten van eerherstel een zalige schok krijgen en door de beoefening van deze godsvrucht weer ware volgelingen van Jezus worden en zodoende het getal zijner ware vrienden vermeerderen.

(1)     Leven, blz.130

3. Enige bijzondere redenen om het H. Hoofd hulde te brengen

Spreken wij nu over hulde of eerbetoon.

1) Wij brengen aan de H. Drieëenheid een grote eer, zo wij Jezus Wijsheid aanbidden, want het is de Vader-Schepper, die aan de Mens-Jezus, zulk een wijsheid gegeven heeft. Jezus’ Ziel kwam geheel ongeschonden uit de handen van de Schepper, en bezat alles wat Hij nodig had om zijn taak als Verlosser aan te vatten. Zo wij deze Ziel eren in haar wijsheid, eren wij de Vader die ze gaf. Wij eren ook de H. Geest, die steeds de Ziel van Jezus inspireerde, zoals het dikwijls in het evangelie aangehaald wordt en wij eren tenslotte de tweede Persoon van de Drieëenheid, die een menselijk verstand, wil en geheugen op zulk een volmaakte wijze gebruikt heeft.

Teresa zegt het zeer duidelijk: “wij brengen aan de altijd gezegende Drieëenheid een grote hulde, zo wij het H. Hoofd “van Onze Lieve Heer als zetel der goddelijke wijsheid aanbidden” (1).

2) Door deze devotie wordt heel Jezus’ Mens-zijn of zijn gehele Persoon geëerd. Wij eren immers, zoals de mensen steeds doen in het dagelijks leven, het bijzonderste deel van zijn Lichaam, het edelste deel, het H. Hoofd en we eren de ziel in ”haar drie vermogens van verstand, wil en geheugen, die tot hiertoe nog geen bijzondere hulde kregen” (2).

Zo naderen wij beter tot de hele Persoon en blijven wij niet haperen bij een enkel aspect van zijn mensheid. Wij begrijpen ook beter de Zaligmaker, wanneer wij inzien dat al zijn woorden, werken, gebaren en handelingen bestuurd en geregeld werden door zijn Geest, doorgloeid van Gods’ Wijsheid.

Is het geen hulde wanner wij van iemand zeggen: “die persoon begrijpt mij?” Getuigen wij daarmee niet, dat hij ons geduldig wil aanhoren, onze gedachten en gevoelens wil raden, zich tot onze dienst wil stellen. Zulke mensen hebben wij bijzonder in achting, zij zijn edel, en voor sommigen een laatste redplank op een mijlpaal in hun leven.

Welnu dan, als wij van Jezus kunnen zeggen: Hij begrijpt wat een mens is en ik weet waarom Hij mens werd met de mensen; ik besef waarom Hij op de naastenliefde drukte; ik aanzie het als iets heerlijks dat Hij eerst naar de armsten en de eenvoudigsten ging, ik waardeer zijn lijden waardoor ik zelf de moed kreeg om het mijne op te nemen. Wanneer Jezus zulke zielen aantreft zal Hij dan zich niet vereerd voelen begrepen te worden, zal Hij de zielen niet bewonderen zoals Hij de Cananese bewonderde, die Hem niet als enggeestig aanzag, alsof Hij enkel om Israël gekomen was?

Het is klaar dat ons begrip voor Hem een hulde is, aan zijn Persoon aangedaan, en de reden daarvan is, dat wij aanvaarden “dat in elke daad van de Godmens een oneindige wijsheid, macht, kennis en liefde, ligt “en het motief van elke daad de volmaakte vervulling van Gods wet is (3), daar God niets anders dan het goede kan willen.

 

(1) Leven, blz.136

(2) Leven, blz.138

(3) Leven, blz.139

 

 

4. Individuele of persoonlijke hulde aan Jezus

 

Zo Jezus gekrenkt wordt door het misbruik dat de mensen van hun drie zielsvermogens maken, doordat ze hun geheugen volproppen met aardse, ongeoorloofde en boze beelden en gedachten, hun wil met allerlei hartstochtelijke wensen en verlangens en hun verstand met drogredenen, ideologieën en opinies, die regelrecht indruisen tegen het gezonde verstand; dan kan het niet anders of die krenking moet Zijn vermogens pijnigen (1).

Wijzelf zijn geschokt in ons binnenste om drogredenen en wij willen ze soms onstuimig tegenspreken. De weerzin grijpt ons aan, als wij de openbare immoraliteit zien; en we zijn treurig als wij hele dagen moeten vechten tegen dingen, die ons geheugen willen binnendringen en die wij van ons willen verwijderd houden.

De geestelijke leider van Teresa, de E. H. Powell, drukt dit uit als volgt: “In deze dagen van hoogmoed, zelfzucht, opstand tegen de Kerk… wenst Jezus zijn H. Hoofd… met bijzondere verering aanbeden te zien…:

1) als het orgaan van de wil, zo gepijnigd, toen Hij al de zonden van de wereld op zich nam (zonden worden in wezen met de wil bedreven); dat dragen van de zonden moet de wil van de geheel reine God zwaar zijn gevallen;

2) als orgaan van het geheugen dat in bijzonderheden alle zonden van alle mensen kende;

3) en als orgaan van het verstand dat met volle kennis van de rechtvaardigheid en heiligheid alle misdadigheid doorschouwt (2). Het was de smart van Zijn doodstrijd, die Hem bloed deed zweten.

Inderdaad, hoe edeler een mens is, hoe dieper hij alle zedelijke misstappen aanvoelt. Een onkrenkbare, lieve echtgenote zal tot stervens toe beschaamd en verdrietig zijn, als haar man als dief of moordenaar wordt aangeklaagd. Maar stellen wij ons nu een ogenblik voor dat deze man onschuldig is en voor zijn rechters staat; alle bewijzen zijn tegen hem, hij is bijgevolg de schuldige. De openbare opinie slaat nu ook om en beticht hem, zijn eigen liefhebbende vrouw moet voor de bewijzen zwichten, hem wacht een levenslange straf in een vergeten gevangeniscel.

Dit is een flauw afbeeldsel van wat Jezus overkomen is, toen Hij voor het aangezicht van Zijn Vader stond en door een menselijk gerecht werd gestraft. Verscheidene misdrijven werden op Hem geladen, als op een zondebok, door een aards gerecht; en het hemelse gerecht van de Vader, eiste ook een uitboeting om zonden die Jezus op zich had genomen.

Niet alleen tijdens Zijn lijden is die vloed van zonden in Zijn Ziel binnen gedrongen, ook tijdens Zijn leven was Hij getuige van allerlei boosheden, want Hij wist wat er in de mensen omging. Hij doorschouwde hun gedachten en kende de grootheid van hun kwaad.

Hoe kunnen wij nu die krenking herstellen door ons persoonlijk gedrag?

Met onze drie zielsvermogens naar God te richten, wat overigens de echte betekenis is van het eerste gebod: “Gij zult God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel en al uw krachten”. Zo hebben het ten andere alle heiligen verstaan.

Zij vulden hun verstand met de aandacht op Gods aanwezigheid op alle plaatsen, om er nadien naar te handelen; ze zochten een beter begrip van de geloofsmysteriën; zij overwogen dag en nacht en gebruikten hun verstand om tot God te naderen. Hij die zich in edelmoedigheid niet laat overwinnen, verlichtte hun zoeken en meditaties en gaf hen de gave van verstand, waardoor ze met gemak, in een grote zoetheid en een heilige vreugde van de ene verhevene kennis naar de andere opgingen.

Zij vulden hun wil met allerlei verlangens en zelfs hartstochtelijke wensen om de Heer in alles te voldoen. Zij schrokken om de minste afwijking van deze wil van Gods geboden, raden en wensen; ze deden soms dwaasheden om hun aanhankelijkheid te betuigen; gehoorzaamden aan overheden, huns gelijken en zelfs aan onderdanen om hun eigen wil te breken; en brachten een offer van al hun goestingen en zelfvoldoeningen. God liet het daarbij niet, maar nam dit offer welgevallig aan en aanzag een enkel liefdeakt van zulke overgegevene zielen als meer waard dan duizenden liefdedaden van minder beminnende harten. Hij trok hen naar zich toe en gaf hen in dit leven, reeds de smaak der eeuwige dingen.

Zij vulden hun geheugen met allerlei lezingen, kennissen nopens de goddelijke zaken, joegen alle wereldse gedachten weg; dreven alle beelden en herinneringen aan ongeoorloofde dingen uit en kwamen tot zulk een leegte, een “beeldloosheid” waarvan Ruusbroec spreekt, dat de Heer hun enige herinnering werd.

Zo was hun ziel met God vervuld, zoals Jezus’ Ziel het was. Zo volgden zij Jezus’ Ziel na en kregen zij Zijn wijsheid in ruil. Er is geen hogere hulde denkbaar, dan deze van “ons wezen” (3), namelijk dat wij ons zelf, onze drie zielsvermogens geheel aan God geven, door ze voor God te gebruiken in gebed en aktie.

(1) Leven, blz.182

(2) Leven, blz.182

(3) Spr.3,9

 

 

5. Beschouwing over de wijze om Jezus te naderen

Het zal voor eenieder nu duidelijk zijn dat deze godsvrucht niet uitsluitend Jezus’ Wijsheid vereert, maar geheel zijn Persoon. Daarom mag ze niet aangezien worden als ‘de zoveelste nieuwe’, met een schouderophalen van; wat hebben we aan al die devoties? noch als “alle-andere-vervangend”, zodat men gerust alle overige van kant kan schuiven.

Neen, zij is de bekroning van alle andere devoties, die zich met Jezus’ Mensheid bezig houden; dat is niet hetzelfde als vervanging!

Als wij Jezus’ H. Hoofd beschouwen, dan is het niet om op dit ene punt van de wijsheid stil te blijven staan. Onze godsvrucht moet eenvoudig en natuurlijk zijn, zoals deze van de mensen in het evangelie. Magdalena kuste Jezus’ voeten, omdat ze zich tot méér niet waardig achtte; de apostelen omhelsden hem, omdat ze vertrouwen hadden in zijn zachte blik vol van begrip en meegevoel voor hun tekorten, Maria kuste zijn gelaat en waste zijn lichaam, omdat zij schuldeloos was; Johannes keek naar zijn H. Aanschijn; Jozef van Aritmatea trok de nagels uit handen en voeten en zag zijn wrede wonden; allen hielden zich met een deel van Hem bezig, maar toch dachten zij aan zijn Persoon. Wij zijn nu eenmaal mensen en kunnen niet alles, zoals God, in één zicht zien. Wij moeten langs vele afzonderlijke kennis tot een gehele wetenschap komen. Alle devoties omtrent Jezus’ Mensheid bedoelen niets anders dan langs een afzonderlijk deel tot de gehele Christus of Jezus’ Persoon te geraken, en dan zeggen wij: wat staat er het dichtst bij zijn Persoon? Is het niet zijn Ziel?

Zo gij echter door de wonden van nagels getroffen wordt, denk dan daaraan en volg de trek der genade; zie hoe vreselijk zij zijn en tracht Jezus’ lijden te vatten en wederliefde te geven.

Zo het de wonde der zijde is, die u als een andere honderdman doet zeggen: “Deze was de Zoon Gods”, blijf dan bij deze opening, dring erin door en ga tot Jezus’ Persoon en zeg met de H. Ignatius: “Water der zijde, was mij”.

Zo de liefde van Jezus’ Hart u ontroert, denk dan dat het Gods liefde is en tegelijk een Menselijke liefde en de H. Franciscus zal u toeroepen, dat die liefde niet genoeg gekend is.

Zo gij door de doornenkroon wordt getroffen, ga dan langs daar naar Jezus, maar altijd moet gij uitkomen op zijn Ziel en zijn Godheid.

En zo het eindelijk Jezus’ Wijsheid is, die u treft, zoals het met de goede moordenaar gebeurde; Hij is onschuldig en lijdt geduldig, Hij moet een groot profeet zijn, volg dan ook de genade.

Dwing u niet bij één aspect van Jezus Mensheid te blijven, alsof dit aspect het alleenzaligmakende ware. Teresa heeft alle godsvruchten beoefend omtrent de Mensheid. Doe dus gelijk de bijen, die overal wat honing zuigen en daar waar zij het meest vinden wat langer blijven zitten; maar begrijp, dat deze godsvrucht van Teresa het diepste aspect van Jezus’ Persoon is, waarnaar alle andere verwijzen.

En scheid ook niet het Hoofd van het Hart. In Jezus, zijn liefde en wijsheid één; in Hem bestaat geen liefde zonder wijsheid en geen wijsheid zonder liefde. Bid met haar: “O Wijsheid van het H. Hoofd, leid mij op al uw wegen”, “O Liefde van het H. Hart, verteer mij met uw vuur”.

Over het verband met de liturgie nog een woord. Een gevleugeld woord loopt rond; laat alle devoties vallen voor de ene noodzakelijke: het liturgisch leven.

Er is in deze bewering een grote waarheid verborgen. Vele mensen leven niet meer met de gebeden en handelingen van de Kerk mee. Tijdens de H. Mis en toediening der Sacramenten weten ze niet wat er gebeurt, bidden litanieën, weesgegroeten, persoonlijke gebeden en luisteren niet naar de verlangens van de H. Geest, de evangelische waarheid, de bijbelse teksten en zielsverheffingen der psalmen. Velen vereren intussen de ene of andere heilige. Wij moeten zulke toestand betreuren, maar hierbij ook gedenken dat, wegens het latijn de liturgie voor velen een gesloten boek bleef; verder dat sommige zeer eenvoudigen tot iets beters nauwelijks in staat waren, tenzij door langzame opvoeding.

Als men nu de devoties afkeurt heeft men, in zekere zin gelijk. De liturgie is het gebed der Kerk, is het offer der Kerk, dit dient het eerst gevolgd en beleefd.

Maken wij echter een onderscheid tussen devoties. Er zijn er, die zich niet met Jezus’ Mensheid bezighouden, namelijk al de godsvruchten, die de heiligen, zelfs de Moeder Gods (1) tot voorwerp hebben, maar er zijn er ook die zich uitsluitend met de Persoon van Christus bezighouden, o.a. deze die wij hier uiteengezet hebben, verder dezen tot het H. Hart enz. Welnu, deze laatste kunnen niets anders – wanneer ze verstandig beoefend worden, en de Persoon van Jezus voor ogen hebben, – dan het liturgisch beleven ten goede komen, daar er geen enkel gebed of handeling voorkomt of er wordt naar Hem verwezen… naar Christus, onze Heer.

De liturgie wil ons juist met Jezus verenigen, om door Hem de H. Drieëenheid te vereren; wij moeten de offerande-priester als een andere Jezus zien; de schriftuurteksten aanhoren als komende uit Jezus’ mond, de sacramenten ontvangen als licht en kracht stralend uit Jezus’ Persoon en zo zijn deze godsvruchten voor Jezus’ Mensheid een hulp om de liturgie in haar volheid te beleven.

Zo zal dan juist door deze devotie tot het H. Hoofd, Zetel van de Wijsheid, een wijze manier ontstaan om de liturgie te beleven. Deze wijsheid wordt niet alleen in de lijdende Christus maar ook in de Verrezene, en daarin bij uitstek, beschouwd en vereerd.

(1) Het is mogelijk in vereniging met Maria het H. Misoffer op te dragen en bij te wonen, en deze manier is zelfs beter dan zonder Maria’s hulp. Men noeme dit in Gods’ naam geen “marianisme”. Zij stond toch naast het Kruisoffer.

 

 

Zevende Hoofdstuk: Oefeningen en Gebeden

 

I. Oefeningen

1. Het feest vieren van Jezus’ H. Hoofd

2. Het feest vieren van Christus Koning

3. Sinksenviering

4. De tweede maandelijkse communie

5. De Vrijdagviering

 

1). Het feest vieren van Jezus’ H. Hoofd

De Goddelijke Heiland heeft zelf de datum willen bepalen voor de viering van zijn Heilig Hoofd, Zetel van de Goddelijke Wijsheid.

Op 2 juni 1880, vroeg Hij aan Teresa of zij aan haar geestelijke leider namens Hem wilde zeggen, dat Hij een openbare eredienst verlangde voor zijn H. Hoofd en dat de vrijdag, de octaafdag van het H. Hartfeest, daartoe diende aangewezen. Op die dag moest Hem bijzonder eerherstel gebracht worden: “Ik verlang,” zei de Meester, “dat de devotie… nu bekend gemaakt worde; Ik wens dat de eerste vrijdag, na het Feest van mijn Heilig Hart gemaakt worde tot een afzonderlijke feestdag ter ere van het H. Hoofd, als zetel van de Goddelijke Wijsheid dat dan een openbare aanbidding Mij gebracht worde, als eerherstel voor de grofheden en de zonden, die aanhoudend tegen Mij worden bedreven” (1).

Dat Jezus de octaafdag uitkiest zal dus wel zijn om ons te doen begrijpen dat deze godsvrucht de voltooiing is van de devotie tot het H. Hart; langs het Hart naar het Hoofd en de gehele Godmens. Daarom vieren alle H. Hoofdvereerders deze dag met H. Mis, Biecht en Communie en aanbidding en zij doen wat in hun macht is op die dag, ook andere mensen over te halen hetzelfde te doen.

Men kan die dag ook een bedevaart inrichten naar een oord waar het H. Hoofd vereerd wordt, bijvoorbeeld het heiligdom van Bootle bij Liverpool.

Men versiere de beeltenis ten huize en men brenge de dag door in eerherstel voor de speciale zonden tegen de H.Wijsheid, namelijk de godloochening, de spot met het evangelie, de vrijdenkerij, de intellectuele hoogmoed, de valse leerstellingen. Men bidde voor de regeerders en staatshoofden, volksleiders en vorsten, opdat allen zich zouden onderwerpen aan de leiding van het evangelie.

 

 

2). Het feest vieren van Christus Koning

Innig in verband met deze godsvrucht staat de verering van Christus’ Koningschap. Het is immers de geestelijke adel en de Wijsheid van Jezus die Hem het gezag van Koning geeft over alle mensen.

Jezus is de opperste, edelste, wijste Mens. Zijn Koningschap is een uitvloeisel van zijn grote Wijsheid. Natuurlijk schakelen wij hier de andere redenen niet uit, welke de oorzaak van zijn koninklijke macht uitmaken zoals het recht op overwinning. “Waardig is het geslachtofferde Lam, de macht… te nemen (2) of de aanstelling van zijn Vader”… “Ik ben aangesteld als Koning op de Berg Sion” (3). Maar wij willen hier de bijzondere nadruk leggen op het feit dat het juist de Wijsheid is die Jezus tot Koning maakt. Hij is de eigenlijke Volksleider; Hij regelt ons leven; onze levensloop is in zijn handen en deze Vorst laat zich zelf leiden door de Heilige Geest.

Hij dwingt ons niet onder zijn heerschappij te leven, maar vraagt een vrijwillige onderwerping, een erkenning van zijn hogere regeringstalenten en een vrijwillig aanvaarden van zijn bevelen, omdat zij de beste zijn. Hij wil zodoende zijn onderdanen volledig bezitten. Hij wil geen uiterlijke onderwerping alleen maar ook een innerlijke: een van geest en zinnen, van hoofd en hart. Zijn eredienst is geen knechtschap, maar een meeregeren doordat Hij, bij een vrijwillige overgave van ons zelf, Zich zelf geheel en al aan ons mededeelt.

Dit is de betekenis van het Koningschap van Jezus voor de H. Hoofdvereerders.

3). Sinksenviering

In nauwe betrekking met elkaar staan Sinksen en H. Hoofdfeest omdat het gevierde mysterie identiek is.

Jezus noemt zijn verlichtende werking dezelfde als deze van de H. Geest, Hij zegt: “Ik ga en Ik kom bij U” (4). Hij gebruikt het woord IK om zichzelf en de H. Geest aan te duiden in hun werking. Jezus zegt dat Hij zelf die Geest zal zenden. Het blijkt dus volgens de Meester, dat de werking van Hem of van de H. Geest dezelfde is, vermits Hij als hetzelfde aanziet, dat Hij komt of de H. Geest.

Ook in de Kerk blijkt uit veel spreekwijzen, dat de werking van Jezus’ H. Hoofd identiek is aan deze van de H. Geest. Nu eens zeggen wij, dat Christus de Kerk van alle dwaalleer bewaart, dan weer dat door de H. Geest de Kerk geleid wordt. Jezus zegt: “Ik zal met U zijn tot aan het einde der eeuwen” (5) maar ook de H. Geest. De Personen verschillen, de werking van beiden is één en dezelfde.

Sinksen is dus ook de nederdaling van Jezus’ Heilige Wijsheid over de apostelen, zoals de Meester beloofd had: “Ik ga weg en kom bij U” wat zeggen wil: mijn Lichaam gaat heen maar mijn Ziel blijft bij U.

Daarom verlangen alle H. Hoofdvereerders naar een gedurige nederdaling van Jezus’ Geest over hen, een gedurig Pinksterfeest.

4). De tweede maandelijkse communie

Het gebruik van de maandelijkse Communie heeft stilaan de katholieke massa veroverd. Niemand aanziet het nog als iets nieuws dat een man of vrouw maandelijks communiceert; veel zielen vinden het zelfs weinig. Deze ommekeer van gedachten hebben alleszins de H. Hartbonden gebracht. Maar het betaamt als wij Jezus’ liefde vereren, dat wij ook zijn wijsheid niet vergeten. Velen zouden de staat van genade bewaren, hadden zij de moed de vrijdag of zondag, volgende op de H. Hartbond, nog eens te communiceren. Jezus verlangt juist de veelvuldige communie, opdat wij de staat van genade zouden bewaren en aangroeien in liefde. Waarom zou men dan geen tweede maal in de maand communiceren en als inzicht hebben de verering van Jezus’ H. Hoofd, Zetel der Wijsheid?

5). De Vrijdagviering

Sinds eeuwen hebben de beste leden van de Kerk een bijzondere godsvrucht behouden voor iedere vrijdag, omdat hij de dag is van Jezus’ dood. Naast de zondag is hij volgens de waardering van de Kerk, ook de bijzonderste dag, vermits wij hem moeten doorbrengen met vleesderven.

In de kloosterorden is de viering van de vrijdag behouden gebleven. Op die dag gaat men te biecht, doet men lijfkastijding, openbare schuldbekentenis, dit is; boetvaardige werken ter herinnering aan Jezus’ lijden. Men aanziet hem als een dag van boete.

De vurigste leden van de H. Hoofddevotie, zullen daarom die oude katholieke gewoonte in hun huisgezinnen doen herleven met de vrijdag te vieren. Het is op deze dag dat Jezus’ Wijsheid vooral heeft uitgeschenen, daar Hij het lijden en de dood verkozen heeft boven alle wereldse roem en eer en ons door die Wijsheid het eeuwige geluk gegeven heeft.

 

(1) Teresa Higginson, blz.114.

(2) Apoc.5,12.

(3) Ps.2,6.

(4) Joh.14,18.

(5) Matth.28,20.

 

 

II. Gebeden

 

1. Gebed uit het Boek der Wijsheid (hoofdstuk 9)

2. Vijf kleine gebeden uit de Schriftuur, voor de Wijsheid Gods

3. Zes Gebeden van Teresa Higginson tot het H. Hoofd

4. Andere gebeden

1). Gebed uit het Boek der Wijsheid (hoofdstuk 9)

God der vaderen barmhartige Heer,

die door Uw Woord het heelal hebt geschapen,

en door uw Wijsheid de mens hebt gevormd:

Opdat hij zou heersen over de schepping

heilig en rechtvaardig de wereld besturen

en rechtzinnig van hart zou regeren,

verleen mij de Wijsheid, die op uw troon is gezeten

en sluit mij niet buiten de kring van uw kinderen.

Ik ben toch uw dienstknecht, de zoon van uw dienstmaagd,

een mens vol zwakheid en kortstondig van leven,

en die weinig begrip heeft van recht en van wetten.

Ja, al is iemand ook de volmaaktste der mensen,

zonder uw Wijsheid geldt hij voor niets. (l)

Bij U toch is de Wijsheid, die uw werken kent,

en die tegenwoordig was, toen Gij de wereld schiept:

Die weet, wat behaaglijk is in uw ogen,

en wat recht is naar uw geboden.

Zend haar neer uit de heilige hemel,

en doe haar uitgaan van de troon uwer glorie:

Opdat zij mij ter zijde staat bij mijn werken,

en ik moge weten wat U behaagt.

Zij toch weet alles en begrijpt alles;

Zij zal mij beleidvol bij mijn daden besturen,

en mij beschermen door haar glorie

Dan zullen mijn werken behaaglijk zijn. (1)

Want wie van de mensen zou Gods wil kunnen kennen,

en wie achterhalen, wat de Heer verlangt?

De gedachten der stervelingen zijn immers weifelend,

en onze berekeningen onzeker.

Want het sterfelijke lichaam is een last voor de ziel,

en de aardse tent belemmert de geest bij het denken;

Nauwelijks bevroeden wij de dingen der aarde,

zelfs wat voor de hand ligt, verstaan wij met moeite.

Wie zal dan de dingen van de Hemel doorgronden,

Wie Uw wil kunnen kennen:

Als Gij geen wijsheid zoudt schenken,

niet van boven uw heilige Geest zoudt zenden?

Zo alleen vinden de bewoners der aarde rechte paden,

leren de mensen wat U welgevallig is.

En worden ze gered door uw Wijsheid.

(1) Wij lieten verzen 7 en 8 en 12b weg, omdat ze enkel op Salomon toepasselijk zijn.

 

 

2). Vijf kleine gebeden uit de Schriftuur, voor de Wijsheid Gods

 

1. Heer onze God,

Gij zijt goedertieren en waarachtig.

2. Gij zijt lankmoedig en vol ontferming bestuurt Gij het heelal.

Wij zijn van U; zondigen wij ook, wij erkennen uw macht!

Maar wij willen niet zondigen wetende dat we U toebehoren!

3. Want U kennen is volmaakte gerechtigheid

en uw macht beseffen

is de wortel der onsterfelijkheid (1).

4. Groot zijn uw oordelen, O Heer

en onuitsprekelijk uw besluiten (2)!

O afgrond van rijkdom en wijsheid en kennis van God!

Hoe ondoorgrondelijk zijn toch zijn raadsbesluiten,

hoe onnaspeurlijk Zijn Wegen.

Wie toch kent ‘s Heren gedacht of wie is zijn raadsman geweest (3)?

5. Waardig is het Lam dat geslacht is

macht te ontvangen, rijkdom en wijsheid, kracht, ere, glorie en lof (4)!

(1) Wijsh.15,1-3.

(2) Wijsh.17,1.

(3) Rom.2,33-34.

(4) Apoc.5,12.

 

 

3). Zes Gebeden van Teresa Higginson tot het H.Hoofd

 

1. Gebeden tot het H. Hoofd

 

O Wijsheid van het H. Hoofd, leid mij op al mijn wegen.

O Liefde van het H. Hart, verteer mij met uw vuur.

(100 dagen aflaat telkens. Richard, Archbishop of Liverpool, Aug. 2nd 1935)

Glorie zij de Vader, de Zoon en de H. Geest

gelijk het was in het begin, nu en altijd en in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

(Driemaal ter ere van de Goddelijke Wil, Verstand en Geheugen.)

O Zetel van goddelijke Wijsheid en leidende kracht, die alle bewegingen en liefde van het H. Hart bestuurt, mogen alle geesten U kennen, alle harten U beminnen en alle tongen U loven, nu en in alle eeuwen.

(Imprimatur N.N. Hendrickx, Vic. gen. Buscoduci, 5 febr. 1935)

Laten wij bidden, Allerliefste Jezus, leer mij edelmoedig te zijn, leer mij U te dienen gelijk Gij het verdient, te geven zonder de last te rekenen, te vechten zonder op wonden te letten, te zwoegen zonder naar rust te zoeken, te werken zonder naar loon te vragen, uitgezonderd dit enkele: te weten dat ik uw Wil doe, O mijn God. Amen.

2. Gebed ter ere van het H. Hoofd

 

Mijn Heer en mijn God, ik werp Mij voor U ootmoedig ter aarde neer en aanbid uw H. Hoofd, als Zetel van de goddelijke Wijsheid, als Schrijn van de krachten van uw allerheiligste Ziel en geestelijke vermogens, en als middelpunt van de vijf zintuigen van uw aanbiddelijk lichaam.

Wanneer ik in de diepten staar ven die bodemloze afgrond van Goedheid, Kracht en Wijsheid, die zulke ongehoorde wegen hebt uitgedacht en vastgesteld, waarop Gij uw oneindige liefde toont om uw uitgelezen gaven uit te storten, over mij uw kind, dan verlies ik mij in bewondering en verstomming.

Licht der Lichten, in wiens glorierijke stralen ik nieuwe mijnen van rijkdom zie in het H. Hart.

Zon van Rechtvaardigheid, in wier sterke gloed ik de brandende liefde gevoel, die het H. Hart verteert;

O Wil, die altijd deemoedig onderworpen waart aan uw hemelse Vader, bewaak mij in alle omstandigheden, zoals Gij al de genegenheden en bewegingen bestuurd hebt van het H. Hart van de mensgeworden God;

O Verstand, dat alle dingen kent, leid mij altijd door uw Licht.

O Geheugen, waarin het verledene, het heden en de toekomst in weerspiegeld staan, dat altijd met mij bezig is, en altijd schijnt te zoeken naar nieuwe wijzen om mij nieuwe gunsten toe te staan, dwing mij U meer en meer te beminnen.

Leer mij bij het klaarschijnend Licht van uw ogen, U in alles te zien, verleen mij, bij uw oren, die altijd open staan voor de gebeden van de noodlijdenden, dat ik altijd de stem van uw Kerk moge horen en luisteren naar uw heilige ingevingen, geef mij altijd liefde en smaak voor al wat rechtvaardig is en goed. Laat mij ondervinden hoe goed Gij zijt. Laat mij doortrokken zijn van de geur van uw deugden en voor altijd de diepe vreugde voelen U te zien, te beminnen, te loven, te zegenen en te verheerlijken.

O Vloed van Licht!

Afgrond van Rijkdom!

Oceaan van Goedheid!

Zee van medelijden!

Fontein van levende wateren!

Brand van liefde!

Bron van alle goed!

Aan U wijd ik mij toe met al wat ik ben en heb.

O Heilig Hoofd, Zetel van goddelijke Wijsheid, Tabernakel van God met de Mens; in U zie ik meteen een hemels en aards paradijs, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, het nieuwe Jeruzalem, dat van God uit de Hemel nederdaalt, bereid en versierd als een bruid, schitterend van Licht en glorie, in welk glinsterend kristal ik al de eigenschappen der Godheid weerkaatst zie, als in een zee van glas.

O Regenboog van vrede!

Brandend braambos!

Stapelplaats van Gods rijkdommen!

O onvergelijkelijke Parel!

Altijd brandende Lamp; nooit verminderend geluk; altijd schijnende zon!

O Levensboom, Leven en Licht van al die de uwen zijn, zegel der uitverkorenen!

O Wijsheid zonder begin noch einde; Kennis zonder band noch boei, Liefde zo groot dat wij ze nooit kunnen begrijpen! Tot U rijst mijn gebed op van liefde, eerherstel en dankzegging, van uit het H. Hart, waarin ik mij veilig gevoel. En ik smeek U mijn Jezus al de schatten van dit oneindige mysterie van liefde en rijkdom, te willen aanvaarden tot herstel van mijn onverschilligheid, ellende en armoede.

O Jezus, mijn allerliefste Jezus, ik bemin U veel meer dan ik kan uitspreken; Jezus mijn Bruidegom en mijn Schat, het grieft mij, dat Gij zo weinig gekend zijt en zo veel beledigd.

Jezus, mijn leven en mijn Licht, maak dat ieder verstand U moge kennen, alle harten U beminnen, alle tongen U loven, nu en in alle eeuwigheid. Amen.

3. Gebed tot de Ziel van Jezus, bedroefd tot de dood

 

Gedenk, o zeer bedroefde Ziel van mijn Jezus, de verschrikkelijke doodstrijd die Gij ondergaan hebt, toen Gij gedompeld in de diepten van de rechtvaardigheid en de gramschap van uw Vader, uitriep: “Vader, indien het mogelijk is, laat deze bittere kelk aan Mij voorbijgaan; nochtans niet mijn wil, maar de Uwe geschiede!” En wanneer overweldigd door de diepste droefheid, Gij geklaagd hebt dat uw Ziel tot de dood toe bedroefd was, en Gij in doodstrijd waart, stervende en van iedereen verlaten, zelfs van uw eigen eeuwige Vader, deze woorden vol wondere geheimenis uit uw hart worden ontwrongen “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?“

Gedenk de verzuchtingen, de weeklachten, de zielevrees, de doodstrijd van uw Geest, het breken van uw minnelijk Hart. Gedenk de vele striemen, de zweepslagen, de beledigingen, de verwensingen, de doornen, het bloed, de tranen, het afrukken van uw klederen, de schaamte, de gebeden en de scheiding van uw heilige Ziel van uw aanbiddelijk Lichaam.

Gedenk de wijsheid van uw heilig Hoofd, die zo een lijden verlangde en ons de liefde van uw Heilig Hart voor de zielen van uw kinderen wilde bewijzen. Gedenk ook wat Maria geleden heeft. Gedenk de prijs die ik aan U gekost heb en wanneer Gij al deze vreselijke folteringen overziet, heb medelijden, ontferm U over mijn ziel, en vergeef mij door uw kostbaar Bloed.

Waarom, o mijn gekruisigde en beminde Jezus, verkeert zo menige ziel in de duisternis van de zonde? Zijt Gij niet de almachtige God, de God van Wijsheid, Wetenschap en Licht? Zijt Gij niet onze Schepper, onze Verlosser, onze heiliging, onze heilige en sterke God? Waarom is onze en ook uw vijand zo stoutmoedig?

O Heer, door uw liefde voor de zielen, door de prijs die wij U gekost hebben, door de glorie van uw heilige Naam; sta op en toon dat Gij de levende God zijt. Verdrijf elke duisternis door het licht van uw goddelijke Wijsheid; roei elke dwaling uit, door de verspreiding van uw leer en de schoonheid van het Ene en het Heilige, Katholieke en Apostolische geloof over alle naties. Verteer alle harten door het brandend vuur van uw Liefde. Trek alle zielen naar uw Ziel, opdat wij U hier mogen troosten en sterken met te wenen over de zonde die de oorzaak is van uw diepe smart.

Verberg ons, lieve Jezus, in uw wonden, laat onze zielen baden in uw allerkostbaarste Bloed. Prent uw heilig Hoofd en Heilig aanschijn diep in ons hart en onze ziel, opdat wij U nooit mogen vergeten noch het verdriet, dat wij U aangedaan hebben. Gedenk ons, O Heer, in uw Koninkrijk; schenk ons hier vergiffenis en vrede en hiernamaals het eeuwig geluk.

Laat ons bij U verblijven, o Jezus, en in uw smarten, opdat wij waardig mogen bevonden worden voor eeuwig bij de Vader en de H. Geest te verblijven, één God in drie Personen, in alle eeuwigheid. Jezus, Maria, Jozef. Amen.

4. Memorare tot de goddelijke Ziel

 

Gedenk, o allerheiligste Ziel van mijn Jezus, al wat Gij gedaan en geleden hebt voor mijn ziel en laat ze niet verloren gaan. Ik smeek U door de angst, welke uw beste hartebloed uit uw aderen perste en ik bezweer U mijn ziel en die der arme zondaars te baden in de kostbare stroom, die neervloeide in rode druppels op de grond.

Gedenk de diepe en grenzeloze liefde, die Gij mij getoond hebt en stoot van U de ziel niet weg, die, bezwijkend onder het gewicht van haar ellende en verdriet, naar U terugkeert. Heb medelijden met haar zwakheid; zie de gevaren die haar omringen en al het kwaad, waarom zij zucht en waarvan zij gruwt.

Vol liefde en geloof, komt zij tot U, o tederste en meest medelijdende aller zielen, ontvang haar in uw ontferming en goedheid, doe haar de uitwerkingen gevoelen van uw allervolste verlossing en de overmaat van uw brandende liefde. Toon U zelf haar voorspreker bij uw hemelse Vader, in de naam van al uw verdiensten, uw vernederingen, uw lijden en verleen haar ten slotte in al haar strijd, de genade om U te beminnen en te troosten en U te bedanken in alle eeuwigheid. Amen.

Ziel van Jezus, bedroefd tot de dood toe, mocht ik U vertroosten in uw bittere angst en verdriet.

N.B. Deze vier gebeden komen voor in een devotieschrift uitgegeven bij Orphans’ Press, Rochdale met imprimatur van de Bisschop van Liverpool. Imprimatur Jacobus Canonicus Carr. Pro Episcopo Liverpolitano.

 

5. Zielsroerende bede van Teresa ter uitbreiding van de devotie

 

Maak bekend, o Heer, uw verlangen, om uw H. Hoofd vereerd te zien als de Zetel van de goddelijke Wijsheid en om troost te krijgen voor uw dodelijk beproefde Ziel. Wek medelijden, o Heer, mijn God, in de ziel van iemand, die in staat is iets uit te richten. Sta op en toon dat Gij de almachtige God zijt. Doet het brandend verlangen van uw H. Hart kennen. Haast U, o God, in uw eigen belang. Talm toch zo niet, ik bezweer het U bij uw allerkostbaarste Bloed en uw bitter lijden. U, o eeuwige, gezegende Drieëenheid, smeek ik bij de heilige naam van Jezus, voor de eer van die Zetel van goddelijke Wijsheid zelf en bij de brandende liefde van zijn H. Hart; ik smeek U in naam van Maria en Jozef, omwille van het eeuwig welzijn van de zielen: maak deze devotie bekend en verspreid ze: O Heer Gij weet, hoe innig ik verlang U te voldoen; maar ook weet Ge, hoe zwak en hulpeloos ik ben en hoe weinig er nog gebeurd is. Spreek Heer en zeg wat Ge wilt dat we doen (1)?

(1) Cfr. Teresa Higginson, blz.128.

6. Andere gebeden van Teresa voor de verspreiding

 

O Zetel van goddelijke Wijsheid, o leidende macht, die alle aandoeningen en de liefde van het H. Hart regelt en beheerst, mochten alle geesten U kennen, alle harten U liefhebben, alle tongen U nu en in eeuwigheid prijzen. In waarheid zijt Gij het Licht, dat in de duisternis schijnt, de hoogte en diepte van alle kennis, want alles bestaat slechts in U. O mijn Heer en mijn God, ik bezweer U bij al het kostbaar Bloed, door U vergoten, bij alle leed en angst, in uw Mensheid op U genomen: verhaast o Heer de dag, dat wij allen een blik mogen slaan in de diepten van uw goddelijke wijsheid en onuitsprekelijke liefde, en dat voor ons reeds hier die onmetelijke zaligheid moge beginnen, van te schouwen in het aanschijn, dat de vreugde van de engelen en heiligen is en waarin ook wij hopen voor eeuwig onze vreugde te vinden.

O Licht en Liefde, kom spoedig en blus het woedende vuur, dat heel mijn wezen verteert; kom, voer Uw Wil en mijn enig verlangen uit! O Heer, wacht niet langer meer! O Gij, die in het begin spraakt; er zij licht en het was er, spreek ook nu, o almachtige God, en maak, dat dit onfeilbaar Licht zich steeds verder verspreide, dat de schitterende stralen van de zon onze geesten en harten mogen verlichten. Toon, o Heer, zo dit uw heilige Wil is, dat Gij de levende en ware God zijt.

O Maria, bij al de liefde en de eerbied, door U bewezen aan de Zetel van de goddelijke Wijsheid, waarvoor de Cherubijnen en Serafijnen vol ontzag en bevend van eerbied en liefde, in aanbidding liggen, en die Gij toch zo dikwijls aan uw heilig Hart hebt gedrukt en koesterd aan uw borst… O Maria en Jozef, alle koren van engelen en schitterende scharen van heiligen, heft nu uw geest, uw hart en handen op naar de aanbiddelijke Drieëenheid en smeekt de Heilige der Heiligen, te zien naar deze warme, rode druppels van onschatbare waarde, naar het kostbaar Bloed van Jezus.

O Heiligen, die aan de wet der goddelijke Wijsheid hebt gehoor gegeven, bezweert Hem nu bij zijn gehoorzaamheid tot de dood toe, bij alle Wijsheid en Liefde, die Hij zijn schepselen heeft getoond, ten einde dat Licht te doen opgaan en over heel de aardbodem te verspreiden. Waar zouden wij zijn, zo wij het aanschijn niet hadden gekregen van zijn oneindige Wijsheid en Liefde? In het niet, waaruit Hij alle dingen te voorschijn riep? Laat dan ook al wat bestaat die Wijsheid erkennen, prijzen, zegenen en liefhebben en het Heilig Hoofd aanbidden als de Zetel ervan.

Niet mijn wil, maar de Uwe geschiede. Ik wil zeggen: ik berust er in, te wachten zolang het U behaagt, maar o God, Gij weet hoe het vuur in me brandt; Gij weet alles: mijn liefde en mijn verlangens zijn voor U niet verborgen (1)!

(1) Teresa Higginson, blz.131-132.

4). Andere gebeden

 

1. Heilig Hoofd van Jezus

O Heilig Hoofd van Jezus, Zetel van de Goddelijke Wijsheid, die alle bewegingen en gevoelens van het H. Hart geregeld, ingegeven en geleid hebt, leidt Gij ook al mijn gedachten, woorden en daden. Zoals Gij het beloofd hebt, wees het middel tegen de kwalen van onze tijd; de geestelijke hoogmoed en het ongeloof in God. Door Uw smarten, door de doornenkroon die uw hoofd verscheurd heeft, door de slagen, het bloed, de beledigingen waarmee Gij overstelpt werd, alsook door de liefde, die het Onbevlekt Hart van Maria, Uw Heilige Moeder, betoonde, mocht Gij worden aanbeden, verheerlijkt en geëerd, zohaast en op een zo volmaakte en algemene wijze mogelijk, volgens de raadsbesluiten van uw Goddelijke Voorzienigheid tot glorie van God, tot heil van de zielen, tot de inzichten van het H. Hart, tot het volbrengen van de Goddelijke Wil en het zo brandend verlangen dat Gij uitgedrukt hebt. Amen.

(Nihil Obstat: Blondiau L.G., Namen, 7 juni 1934. Imprimatur: A. Collard, Vic. Gen. Namen, 13 juni 1934.)

2. Gebed om de zaligverklaring van Teresa Higginson te verkrijgen

 

O Jezus, door Uw bitter lijden, verborgen God, door Uw vurige liefde tot de mensen in het Allerheiligste Sacrament van het Altaar, met nederigheid smeken wij U ons te verlenen, dat, indien het tot uw meerdere eer en glorie en tot het welzijn van de zielen weze, de kroon der gelukzaligen weldra moge schitteren op het hoofd van Teresa Higginson, uw dienares. Amen.

(Imprimatur Fredericus Gul. Archiepiscopus Liverpol., 13 april 1927. Imprimatur Cum consensu superiorum, Mechliniae, 28 april 1934, J. Naulaerts, C.L.C.)

3. Groet aan het Heilig Hoofd

 

O Oceaan van Licht, o ondoorgrondelijke grootheid van wetenschap en kennis, wij aanbidden U, Wijsheid van de Godmens, wij buigen ons tot op de grond voor U, die Uw verblijf hebt willen kiezen in het Heilig Hoofd van Jezus, wij verheugen ons, omdat de Vader het mensdom zo vereerd heeft, wij verheugen ons omdat Gij onze Leider zijt en wij in vol vertrouwen ons kunnen overgeven aan uw zacht en sterk beleid.

Wees gegroet, o Heilig Hoofd van Jezus,

Wees gegroet, o aanbiddelijk Gelaat,

Wees gegroet, o alwetende ogen,

Wees gegroet, o heilig verstand, geheugen en wil!

Mochten wij U steeds beter leren kennen, om ons beter te onderwerpen, meer naar U opzien, om U meer te aanbidden, liefdevoller U beschouwen, om des te meer in U te vertrouwen en eindelijk ons helemaal aan U overgeven, om U geheel te kunnen navolgen.

 

 

Achtste Hoofdstuk: De Godsvrucht tot het H. Hoofd en de overige Godsvruchten

 

 

I. De Godsvrucht tot het H. Hoofd is de kern en ook het doel van al de andere godsvruchten.

 

Zo men de geschiedenis van de Christusbeschouwing van de ganse Kerkgemeenschap moest opmaken dan zou men tot de slotsom komen dat de Kerk steeds dieper in de Persoon van Christus ingedrongen is. De godsvrucht richtte zich eerst tot meer uiterlijke dingen in Christus.

Zo vormt lange tijd het uitwendige lijden van Jezus het voorwerp van de beschouwing. Dezen hechten zich aan de vijf wonden, genen aan de schouderwonde, de enen vinden gading in de pijnen van de hoofdwonden en de anderen in de steek van de lans. In de middeleeuwen ontstaat een verering van de relikwieën meegebracht door de kruisvaarders: zo vereert men het H. Bloed te Brugge, het heilige kleed te Trier, de H. Lijkwade te Turijn, enz…, nochtans ligt in al deze devoties reeds de godsvrucht van het H. Hoofd ingesloten, vermits men steeds in laatste instantie opziet naar de Persoon van Jezus en zijn heilige Wijsheid, die de lichamelijke smarten heeft willen dragen (1). De vijf wonden immers zijn gedragen en uitgestaan door een Mens die het zo goed vond, de schouderwonde werd toegebracht aan een gevoelige denkende Mens, het H. Bloed wordt vereerd omdat het behoort tot het lichaam van de Meester. Wij mogen dus gerust zeggen dat de kern van deze godsvruchten, de Persoon zelf van Jezus is in zijn Wijsheid en Liefde, beschouwd in één van zijn uiterlijke kanten, lichamelijke wonden of lijden.

Bij het begin van de nieuwe tijden gaat de beschouwing verder en dringt steeds dieper door in de Persoon van Jezus. Maria Margaretha Alacoque treedt binnen in het Hart langs de wonde van de zijde; en nu ontstaat een meer naar het innerlijke gerichte godsvrucht. Jezus’ liefde wordt het voorwerp der beschouwing. Men zoekt ten allen kanten in het evangelie de bewijzen van zijn menselijke liefde. Nog nooit is Hij aan de Kerk zo schoon verschenen wanneer Hij zelf met het hart op de hand tot zijn vertrouwelinge zei: “Ziehier het hart dat de mens zo zeer bernind heeft”.

De H. Eudes beschouwt vervolgens de Eucharistie en H. Hart tezamen en daar de Eucharistie de grootste uiting is van Jezus’ liefde, zal hij deze twee werkelijkheden niet scheiden. Voor hem is het Hart, het eucharistische Hart; want zo het waarlijk in het tabernakel verblijft, dan is er een menselijk hart bij ons. Het woont onder ons. Wat een heerlijke godsvrucht! Zij die bij het Tabernakel wonen, wonen samen bij het Hart, dat de mensen zozeer bemind heeft.

Maar verder gaat de beschouwende geest van de Kerk. De Eerbiedwaardige Heer Ollier meent, dat de liefde zeker de edelste neiging van ‘s mensen hart uitmaakt, maar dat zij een hartstocht is van de ziel. Beschouwen wij dus bij voorkeur de gehele Ziel van Jezus. Beschouwen wij zijn inwendig leven, al zijn gesteltenissen en gevoelens: godsdienst jegens de Vader, liefde voor de evennaaste, volkomen zelfvergeten, afschuw voor de zonde en veroordeling van de wereld en haar stellingen.

Er bleef ten slotte nog een punt van Jezus’ innerlijke over, namelijk, dat wij zijn H. Hoofd zouden gaan beschouwen als zetel van zijn Wijsheid, dat wij zijn menselijk verstand en rede zouden aanbidden en het gebruik, dat Hij ervan gemaakt heeft zouden vereren en navolgen (2).

Is dat nu een nieuwe devotie? Neen, ze ligt reeds in de andere besloten. De Eerbiedwaardige Heer Ollier bezat ze, Maria Margaretha bezat ze, alle heiligen bezaten ze, doch niet expliciet. Immers hun godsvrucht ging naar de Persoon van de Meester en zijn H. Wijsheid, zij ging niet naar een deel, afgezien van de gehele Jezus, maar zij ging naar een deel om tot de gehele Jezus te geraken.

Uit dit blijkt dat de H. Hoofddevotie niet op zichzelf alleen staat, maar de “hoofdzakelijke devotie” is die al de andere begrijpelijk maakt en aan al de andere zin en betekenis geeft.

 

Als wij dus nadruk leggen op deze nieuwe kant van Jezus’ Persoon, dan is het omdat het de Meester allereerst zo wil; niet om een nieuwigheid in de Kerk te brengen, want zij bestond reeds van haar begin, toen de Heilige Moeder Gods zich verwonderde in haar derde wee over zijn Wijsheid en Hem aanhad en zich er aan onderwierp, maar ook om aan de vele zielen de gelegenheid te geven de Meester beter te leren kennen in een nieuw uitzicht, een klaardere kant, zodat Hij weer des te beminnelijker zal voorkomen en misschien heel hun leven zal vervullen.

 

(1) Hiermede willen wij niet zeggen dat alléén de H. Hoofddevotie, de Persoon van Jezus als voorwerp heeft en de andere niet, maar dat zij meer dan welke ook, de Persoon van Jezus vereert, omdat haar voorwerp, de H. Wijsheid, een kenschetsende en dichtst bij de Persoon van Christus staande eigenschap is.

(2) Niet de ziel als dusdanig, maar de ziel in haar vermogens.

 

 

II. H. Hoofddevotie en H. Aanschijn. Onderscheid, aanvulling, bekroning.

De oorzaak van een mogelijke verwarring ligt hierin, dat de voorstelling van beide godsvruchten, ttz. het stoffelijk voorwerp een en hetzelfde is. Het H. Aanschijn kan niet afgescheiden worden van het H. Hoofd en hoe ook het H. Hoofd worde voorgesteld, het H. Aanschijn zal er altijd op zichtbaar zijn. De voorstelling kan dus voor beiden dezelfde zijn.

Maar beide godsvruchten verschillen van eigenlijk voorwerp en doel. Het formeel voorwerp van de H. Aanschijndevotie is de beschouwing van de innerlijke en uiterlijke smarten van dit goddelijke Hoofd, en het doel ervan is eerherstel te brengen, om de oorzaak dier smarten, de zonde. Het eigenlijke voorwerp van de H. Hoofddevotie daarentegen, zijn niet zozeer de smarten, maar de goddelijke Wijsheid, en het doel is deze te vereren, na te volgen en bidden dat ze gekend weze (1).

Dat men niet denke, dat wij daarmee de smarten van Jezus wegcijferen; neen, maar door de H. Hoofddevotie te verspreiden, willen wij enkel meer nadruk leggen op een kant van Jezus, die tot hiertoe niet genoeg beschouwd werd. Wij willen de Meester niet indelen en als wij zijn H. Hoofd beschouwen, verplichten wij de zielen niet enkel en alleen aan zijn wijsheid te denken. Onze geest zal zich ook noodzakelijk bij wijlen naar zijn smarten richten.

Wij willen echter doen uitkomen dat die smarten beter zullen ingezien worden in het licht van de godsvrucht tot het H. Hoofd; daar wij zullen aanvoelen, waarom de Meester dit alles heeft willen lijden. Wij zullen onder andere begrijpen dat Hij een kroon van doornen boven een gouden kroon verkoos, omdat zijn Koninkrijk niet van deze wereld was en Hij liever wilde dienen dan heersen; wij zullen begrijpen waarom Hij zich liet slaan en bespuwen, omdat het wijzer is vervolgd te worden om de rechtvaardigheid en daardoor een overgroot loon te bekomen, dan vereerd en geacht te zijn en de wereld te bezitten.

In het licht van zijn Wijsheid zullen wij begrijpen, dat het beter is al die lichamelijke smarten te verdragen, dan voor eeuwig verloren te gaan, dat het beter is een korte tijd op de wereld te lijden dan een eeuwigheid in het helse vuur.

Degenen die de Wijsheid van Jezus vereren, mogen zijn smarten in het geheel niet uit het oog verliezen, want dan zouden zij Jezus waarlijk in delen trekken. Beschouwen wij de Heiland niet eenzijdig maar heel zijn Persoon, maar ook in zijn Wijsheid, omdat zij de bron is van alle verder begrijpen en beminnen.

Wij moeten de verhouding tussen al deze godsvruchten als volgt verstaan. Een diamant heeft veel facetten; welnu de goddelijke Meester is te vergelijken aan een kostbare diamant, waarin

menigvuldige kleuren kunnen beschouwd worden. Laten wij ons niet, bij een punt alleen houden om al het overige te vergeten, maar gebruiken wij dat ene punt om al de andere kanten beter te vatten.

(1) Zie; ‘Schema waaruit men het verschil kan opmaken tussen drie godsvruchten van onze tijd; H. Hart, H. Aanschijn en H. Hoofd’. Dit schema kunt u hier vinden:https://teresahigginson.wordpress.com/2012/12/12/schema-hoofdstuk-8

 

 

III. H. Hoofddevotie en de H. Ziel van Jezus.

Zoals wij reeds vroeger zeiden, hebben veel zielen in de laatste eeuw zich toegelegd op de verering van Jezus’ Ziel. De Eerbiedwaarde Heer Ollier haalde deze godsvrucht uit een diepere beschouwing van de H. Hartdevotie.

De godsvrucht tot Jezus’ H. Ziel, die reeds in kiem in deze van het H. Hart besloten lag, maar die vooral in St. Sulpice beoefend werd bestaat in de beschouwing van Jezus inwendig leven: in zijn gesteltenissen namelijk, tegenover de Vader, de evenmens en de wereld.

Zo schreef de Eerbiedwaardige: “Welk hart, het Hart van Jezus! O overvloedige en onuitsprekelijke bron van liefde! O diepe en altijd volle afgrond van alle deugd…” en wat verder, verzonken in de beschouwing van al die verschillende deugden: “O Jezus laat mij Uw gezegende Ziel aanbidden…” (1).

Deze godsvrucht is dus alomvattender dan deze van het H. Hart. Ook aan Teresa Higginson klaagde Jezus dat zijn H. Ziel niet genoeg gekend was en vroeg Hij vertroosters.

Welnu deze godsvrucht schijnt het middenstuk te zijn tussen de H. Hart- en de H. Hoofddevotie. Immers alle deugden die wij in de Ziel van Jezus beschouwen en waarvan de liefde de hoogste en bijzonderste is, zijn zo wondervol-schoon en af-grondelijk-diep omdat zij juist onder de leiding en de richting staan van de Wijsheid Gods.

De H. Hoofddevotie, wel beoefent, geeft dus een beter begrip ook van de H. Ziel van Jezus, zij is er ook weer de bekroning van.

Verre van onze blikken af te wenden van Jezus’ H. Ziel, zullen wij steeds de Ziel omkranst en doorgloeid zien van zijn glorierijke Wijsheid; wij zullen ieder van haar aandoeningen, kennissen en alle akten van haar liefde, bewondering, lofprijzing en dankbaarheid geregeld zien door de Wijsheid en zoals wij vroeger zeiden haar onderworpen zien aan haar centrum.

(1) Esprit de H. Ollier, tom.I,193.

IV. De H. Hoofddevotie en de godsvrucht tot de H. Geest.

Het zal reeds opgevallen zijn dat er een innig verband moet bestaan tussen deze twee godsvruchten. Immers de menselijke Wijsheid van Jezus is geheel en al gelijkende op de H. Geest; zij staat onder zijn werking en ontvangt er haar volheid van.

In Jezus’ Ziel immers heeft de H. Geest zijn volle werking kunnen uitoefenen van Levendmaker. Een ziel die zo gehoorzaam is geweest aan haar minste toetsen en beroeringen, moet ook een evenbeeld zijn van haar bewerker. Jezus’ menselijke Wijsheid is daarom een sprekend en zuiver afbeeldsel van de H. Geest.

Nochtans blijft tussen Jezus’ menselijke Wijsheid en de Wijsheid van de H. Geest steeds de afstand bestaan van het schepsel tot de Godheid, van de geschapen wijsheid tot de ongeschapene.

Maar er is ook nog het volgende. De H. Geest is de Levendmaker en Hem wordt de zaligmaking van de zielen toegeschreven en aan Jezus’ menselijke Geest is ook gegeven, het licht te zijn van de mensen en de verlossing van eenieder te bewerken door instroming van zijn verlichtende genade.

Er is dus innige samenwerking tussen de H. Geest en Jezus’ H. Hoofd; beiden werken aan onze zaligheid. Wij worden door de H. Geest zalig gemaakt bij middel van Jezus’ leer; Wijsheid, die de H. Geest Gods eerst in Jezus’ Ziel, onze middelaar, in haar volheid heeft neergegoten en van daaruit in alle zielen wil binnenbrengen, want er staat; uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen” (Joh.1,16).

Vraagt men dan waarom het nu juist de H. Geest is, die de Levendmaker en Levengever is, dan antwoorden wij: omdat alle werking die van Jezus’ Mensheid uitgaat, over ons, zijn ledematen, een werking is van de oneindige liefde van God, welnu dan is het vooral een werking van de Geest Gods, die de persoonlijke liefde is tussen de Vader en de Zoon.

Deze twee godsvruchten horen dus samen en het werk van God de H. Geest zal klaarder worden ingezien, wanneer men het ziet gebeuren langs het prisma heen van Jezus’ menselijke Wijsheid; als men moet besluiten, dat ook het werk van de H. Geest een heerlijk menselijk werk is, daar Hij een Mens gebruikt om ons zijn goddelijk leven mee te delen.

De Wijsheid die Jezus ons dus zendt, is dezelfde als deze van de H. Geest; want Jezus heeft ze van Hem ontvangen en nu klaren de woorden op: “Ik ga heen en ik kom bij U terug” en “Ik zal de Geest zenden”. Jezus zal langs zijn verloste mensheid de Geest neerzenden op zijn volgelingen. Hij beschikt dus over de genadewerking van de H. Geest, vermits Hij Hem zenden zal, zegt Hij. “Best is het voor u dat Ik heenga. Want als Ik niet heenging, zou de Helper niet komen; doch indien Ik ga zal Ik Hem tot u zenden (Joh.16,7).

Zo zal een welbegrepen godsvrucht tot het H. Hoofd opstijgen tot de godsvrucht tot de H. Geest.

V. H. Hoofddevotie in verband met de ware godsvrucht tot Maria.

 

Onder de geschriften van de Heilige Louis-Marie Grignion de Montfort treffen wij een verhandeling aan over “De liefde tot de goddelijke Wijsheid”. Daarin onderscheidt de grote apostel van Bretagne twee onderwerpen: de liefde tot de eeuwige ongeschapen Wijsheid en deze tot de mensgeworden Wijsheid. Deze bladzijden zijn van de schoonste die ooit over ons onderwerp geschreven werden en daaruit blijkt dat de heilige man reeds een grote godsvrucht bezat tot Jezus’ Wijsheid, alhoewel hij de zetel van de wijsheid, het H. Hoofd, niet vernoemt. Wij kunnen aan onze lezers niets beters aanprijzen dan dit boek te lezen en te doorgronden.

Volgens zijn lering (1) schiep zich de goddelijke Wijsheid een eerste huis en dat was Maria; en Zij schonk aan Maria al de genaden, die de eerste mens en geheel diens nakomelingschap van Haar vrijgevigheid zouden bekomen hebben, indien ze het pad der gerechtigheid niet hadden verloren. Maria ontving op veertien-en-half jarige leeftijd van de eeuwige Wijsheid een zo grote vermeerdering van genaden en toonde zulk een volmaakte getrouwheid aan haar liefde, dat Ze daardoor niet slechts de engelen naar ook God in verrukking bracht. Haar diepe zichzelf vernietigende nederigheid bekoort Hem, haar heilige zuiverheid trekt Hem aan, haar levendig geloof en voortdurend gebed dwingen Hem; de Wijsheid is op liefdevolle wijze overwonnen door zulk liefdevol zoeken…

Merk op dat op het ogenblik, dat Maria er in toestemt Moeder Gods te worden, verschillende wonderen geschieden. De Geest vormt uit het zuiverste bloed van Maria’s hart een menselijk lichaam en bewerktuigt het op de volmaaktste wijze: God schept de volmaaktste Ziel die Hij ooit geschapen had; de eeuwige Wijsheid of de Zoon Gods verenigt zich in eenheid van Persoon met dit lichaam en deze Ziel; dit is het grote wonder van Hemel en aarde: het Woord is vlees geworden, de eeuwige Wijsheid is vlees, God zelf is mens geworden, zonder op te houden God te zijn.

En zie nu, de reden van ons kindschap van Maria, de reden waarom Maria waarlijk onze Moeder is, ligt hierin, dat Zij die het hoofd (2) gebaard heeft ook de ledematen heeft voortgebracht.

 

Omdat wij zo innig verenigd zijn met het hoofd, is het onmogelijk dat, zo Maria Moeder Gods wordt geheten, Zij ook niet Moeder der mensen zou genoemd worden en het waarlijk zijn. Daarom heet Zij de zetel der Wijsheid en de Moeder der Wijsheid.

Als zij dan de eerste is geweest en het middel waardoor de Wijsheid tot ons is gekomen, dan is ook Maria onze Lerares in de godsvrucht tot de H. Wijsheid. Zij kent best zijn hemelse Wijsheid, die er 33 jaar getuige is van geweest; die de meest volle mededelingen ervan ontving, die ook alle genaden, die uit Jezus over de wereld stromen, bekwarn, beheert en bedeelt.

En deze waarheid, dat zij onze lerares is, bevestigt ons de Montfort zelf, wanneer hij als vierde middel om de goddelijke Wijsheid te bekomen, voorhoudt: een ware godsvrucht te hebben tot Maria. Ziehier de redenen:

Ten eerste omdat Maria de waardige Moeder is der Wijsheid; wie derhalve de vrucht wil hebben in zijn hart, moet ook de boom bezitten.

Ten tweede: omdat zij de Meesteres is van de goddelijke Wijsheid, niet dat “zij er boven verheven is, maar omdat de eeuwige Wijsheid zich aan haar heeft willen onderwerpen en haar een macht over Hem gegeven heeft, niet alleen op de aarde naar ook in de Hemel. Hoe gelukkig is dus de ziel, zegt hij, die zich in Maria’s gunst mag verheugen. Zij mag er zich van verzekerd houden, spoedig de wijsheid te zullen bezitten; want daar Zij bemint die Haar beminnen, deelt Zij hun met volle handen haar goederen mede, waarin al het andere ligt opgesloten; Jezus de vrucht van haar Lichaam.

Ten derde: omdat zij de troon van de eeuwige Wijsheid is. In haar toont Deze haar grootheid, stelt zij haar schatten uit, en stelt zij haar welbehagen, en er is geen plaats in de Hemel en op aarde, waar de eeuwige Wijsheid zoveel pracht ten toon spreidt en waarop ze met zoveel welbehagen neerziet, als de onvergetelijke Maria. Door Maria alleen kan men, ten minste op gemakkelijke en veilige wijze de Wijsheid verwerven; want terwijl zij zichzelf aan ons schenkt, zal zij tegelijkertijd haar zoon geven die in Haar verwijlt als op een glorietroon.

Maria is de heilige magneet, die, waar zij zich ook bevindt, de Wijsheid zo sterk aantrekt, dat deze geen weerstand kan bieden. Heeft Maria zich eenmaal bij ons gevestigd, dan zullen wij gemakkelijk en in korte tijd de Wijsheid bezitten; al zouden wij zelf al ons bloed vergieten om de goddelijke Wijsheid te verkrijgen; indien wij de voorspraak van de H. Maagd en de godsvrucht tot haar misten, zouden al deze pogingen tevergeefs zijn.

Maar spreekt Maria een woord voor ons, hebben wij haar lief, behoren wij tot het getal van haar trouwe dienaars, die haar wegen volgen, dan zullen wij weldra en met weinig moeite in het bezit der goddelijke Wijsheid geraken.

Ziedaar de leer van de Montfort en hij besluit met deze stelregel, die wij ook tot de onze maken: dat men geen leerling der Wijsheid is, wanneer men geen kind is van Maria.

Zo wij de ware godsvrucht goed beoefenen voegt hij er nog aan toe, trekken wij de mensgeworden Wijsheid in de ziel af en wat meer is, wij bewaren ze tot de dood toe; want wat baat het ze eenmaal bezeten te hebben, als wij ze zouden verliezen zoals Salomon. Wezen wij dan wijzer en stellen wij heel onze persoon met al wat wij hebben in de handen van Maria; bij haar moeten wij niet vrezen valse wijzen te zijn, daar leren wij onszelf wantrouwen en alles aan haar overlaten.

En hij besluit zijn boek met de akt van toewijding van de ziel aan de goddelijke Wijsheid, die wij ten zeerste aan alle vereerders van het H.Hoofd aanbevelen.

(1) Zal. L. M. Grignion de Montfort, De liefde tot de Goddelijke Wijsheid, blz.103, sa. Paters Montfortanen, Leuven.

(2) Het woord “hoofd” wordt hier in de zin van “eerste”, “eerstgeborene”, “overste” gebruikt.

 

 

VI. Voor hen die een houvast zoeken.

 

Voor een aandachtige lezer, die de H. Hoofddevotie gevolgd heeft zoals zij hier beschreven staat, zal het opgevallen zijn, dat het Jezus’ wil is, dat men zich een evangelische geestesgesteltenis aankweekt, waaruit verder een evangelisch leven zal volgen. Waar zal men die gesteltenis gaan opdoen? Bestaan er mensen of kringen of een vereniging waar hij die geest kan vinden? Ja, beide zijn er. Sinds 700 jaar bestaat er een leerschool van evangelisch leven. Zeventig Pausen hebben haar aangeprezen en zij heeft rond de negentig heiligen en gelukzaligen voortgebracht. En deze leerschool van volmaaktheid is voor leken bedacht in de wereld. Ook Teresa Higginson heeft ze gevonden en is in die school de evangelische geestesgesteltenis gaan leren. Wij bedoelen de Derde Orde van St. Franciscus.

In 1885 werd zij derde-ordelinge. Tot dan toe was zij kind van Maria. Voor het eerst maakt zij melding van haar godsvrucht in het jaar 1879. Zij beleeft het toppunt der volrnaaktheid, namelijk het mystiek huwelijk – de allerhoogste vereniging met Christus hier op aarde – twee jaar nadat zij in de Derde Orde is ingetreden. Als wij deze data naast elkaar plaatsen: 1879-1885-1887, dan zien wij dat zij door haar godsvrucht geleid, de Derde Orde is ingetreden in 1885, om die geest te vinden en te beleven, waarvan Jezus haar in visioenen sprak, om tot de volheid der volmaaktheid te komen na deze stap.

Wij willen nog even een attentie van Jezus voor Teresa, derde-ordelinge, aanhalen. In dit jaar 1887, op het feest van de H. Franciscus van Assisi, klaagde ze dan bij haar Bruidegom dat ze, wegens haar ziekelijke toestand, niet in staat was de generale absolutie, aan de derde-ordelingen die dag toegestaan, te ontvangen, daar er geen franciscanen waren in de omtrek. Toen verscheen Jezus haar en gaf zelf de absolutie. Hij liefkoosde haar ziel, en zei dat Hij niets te vergeven had maar dat Hij het doen zou om haar meer aan Hem gelijkvormig te maken en om haar met zijn kostbaar Bloed te verzadigen.

Hier toont Teresa, hoe zij de onschatbare voordelen die deze instelling aan haar leden biedt, wist te waarderen; en hier toont Jezus hoe Hij deze genaden gebruikt om een ziel tot zich te trekken.

Zegen van de heilige Franciscus van Assisi aan zijn volgelingen:

De Heer zegene en beware u.

Hij tone u zijn Aanschijn, en ontferme zich over u.

Hij wende zijn Gelaat tot u en geve u vrede.

De Heer zegene u, mijn broeder.

De Heer zegene u, mijn zuster.


Aanhangsel

 

1. Beloften aan de vereerders van het H. Aanschijn

2. Beloften aan de vereerders van het Heilig Hart

3. Beloften aan de vereerders van het H. Hoofd

1. Beloften van Jezus aan de vereerders van Zijn H. Aanschijn.

1). Zij zullen in hun binnenste door de afdruk van mijn Mensheid een levendige afglans van mijn Godheid verkrijgen: zij zullen tot op de bodem van hun ziel daardoor verlicht worden, zo dat zij door de gelijkenis met mijn Gelaat stralender zullen zijn dan vele anderen, in de eeuwigheid.

2). Bij hun dood zal Ik het door de zonden geschonden beeld van God in hun ziel herstellen.

3). Zij zullen Mij, wanneer zij mijn Heilig Aanschijn in de geest van boetvaardigheid vereren, net zo aangenaam zijn als de H. Veronica: ze bewijzen Mij dezelfde dienst als zij, en Ik zal hun zielen mijn Goddelijke Geest inprenten.

4). Dit aanbiddelijke Gelaat is gelijk aan het zegel der Godheid, dat de eigenschap bezit de zielen, die zich daartoe wenden, het beeld Gods op te drukken.

5). Hoe meer zorg zij zullen dragen om mijn door Godslasteringen verminkte Gelaat te herstellen, des te meer zal ook Ik zorgdragen voor hun gelaat, hoezeer ook door de zonden misvormd, Ik zal hun mijn beeld weder opdrukken en het even mooi maken als het was bij hun Doopsel.

6). Wanneer u mijn Vader mijn Heilig Aanschijn aanbiedt, zult u de Goddelijke Toorn verzachten en met hemelse munt de bekering van de zondaren afkopen.

7). Met het aanbieden van mijn Heilig Aanschijn zal in niets geweigerd worden. Ik zal zelfs mijn mond openen om mijn Vader al uw zorgen aan te bieden.

8). Door middel van mijn Heilig Aanschijn zult u wonderen verrichten, Ik zal u met mijn Licht verlichten; Ik zal u met Liefde omgeven: Ik zal u in het goede standvastig maken.

9). U zult nooit door Mij verlaten worden.

10). Al degenen, die door woorden, gebeden of geschriften mijn zaak in dit verzoeningswerk steunen, zal Ik bij mijn Vader verdedigen. In hun doodsuur zal Ik het aanschijn van hun zielen van alle zondenvlekken reinigen en hun oorspronkelijke schoonheid terug schenken.

 

Beloften van Jezus aan de vereerders van Zijn H. Hart.

1). Ik zal hun al de genaden schenken, die ze nodig hebben in hun staat.

2). Ik zal vrede brengen in hun huisgezinnen.

3). Ik zal hen troosten in hun droefheden.

4). Ik zal hun veilige toevlucht zijn gedurende het leven en vooral bij hun dood.

5). Ik zal al hun ondernemingen overvloedig zegenen.

6). De zondaars zullen in mijn Hart de bron en de oneindige oceaan der barmhartigheid vinden.

7). De lauwe zielen zullen vurig worden.

8). De vurige zielen zullen zich verheffen tot een hoge volmaaktheid.

9). Ik zal de huizen zegenen, waar de beeltenis van mijn H. Hart zal worden uitgesteld en vereerd.

10). Ik zal aan de priesters de gave schenken om de meest versteende harten te treffen.

11). De personen, die deze godsvrucht verspreiden, zullen hun naam in mijn Hart geschreven vinden en deze zal er niet meer worden uitgewist.

12). Ik beloof aan allen, die op negen achtereenvolgende eerste Vrijdagen der maand zullen communiceren, de genade der eindvolharding te schenken; zij zullen niet in ongenade sterven, noch zonder het ontvangen van hun Sacramenten; mijn Goddelijk Hart zal hun in dit laatste ogenblik een veilige toevlucht zijn.

 

Beloften van Jezus aan de vereerders van Zijn H. Hoofd, als Zetel van goddelijke Wijsheid

1). “Anyone who shall assist in furthering this Devotion shall be blessed a 1,000 fold; but woe to him that shall reject or go against My wish in this respect, for they shall be scattered in my wrath and shall know their place no more.”

2). Our Lord “would crown and clothe with a peculiar glory all those who further this devotion” to the Sacred Head. “He would clothe with glory before angels and men in the courts of heaven those who clothed Him in glory on earth and would crown them in everlasting bliss.”

3). “We render a great homage to the ever Blessed Trinity by adoring our dear blessed Lord’s Sacred Head as the ‘Seat of divine wisdom’.”

4). Our Lord would bless “all who practice or further this devotion in any way.”

5). “Untold blessings are promised to those who shall try to furher our Lord’s wishes in spreading the Devotion.”

6). “The more we practice devotion to the Sacred Head the more we must see of the working of the Holy Spirit of God in the human soul, and the better we will know and love the Father, the Son and the Holy Ghost.”

7). The “devotion and love to His Sacred Heart should be bestowed a hundred fold upon those who practice devotion to the Seat of divine Wisdom.”

8). “Our blessed Lord said that all that He had promised to those who should worthily love and honor His Sacred Head should be poured out upon those who honoured it themselves or were the means of others doing so. Oh Sacred Head, may Thy Wisdom ever guide us, and the sacred tongue ever bless us and plead for mercy and pardon, and may we never hear the curse pronounced against those who shall hinder or despise this Devotion.”

9). “To them that honor Me I will give of my might and I will be their God and they shall be My children and I will place my sign upon their foreheads and My seal upon their lips.”

10). He gave me to understand that this wisdom and Light was the seal that marked the number of His elect and they shall see His Face and His Name shall be on their foreheads.

11). Our Lord gave her to understand that St. John referred to His Sacred Head of the Seat of Divine Wisdom “in the last two Chapters of Revelations and with this mark were sealed the numbers of His elect.”

12). Our Lord shows her the great blessings and graces he has in store for all who shall further His divine Will to this end.

De beloften kunt u tevens hier vinden: https://teresahigginson.wordpress.com/barmhartige-liefde en hier: http://immaculata.ch/verlag/higginson2.htm (bron van de derde reeks beloften, die van het H. Hoofd)

 

 

                                                                                        

Nawoord pastoor Geudens

 

Ik heb gebruik gemaakt van twee bundels met getypte pagina’s:

1). “Boodschap van de Wijsheid Gods voor de XX-ste Eeuw”, door Pater Marcel en J.J., Tweede vervolg, Handboek voor de Godsvrucht tot het Heilig Hoofd van Jezus, Zetel van Goddelijke Wijsheid (blz.1-103), met kaft, zie afbeelding: https://teresahigginson.files.wordpress.com/2012/10/img3.jpg

2). “Boodschap van de Wijsheid Gods voor de XX-ste Eeuw”, door Pater Marcel en J. J.; Geest van Teresa Higginson, korte levensschets (blz. 1-15); Naklanken uit 1937 (het betreft het onderzoek naar de bronnen en getuigen rondom Teresa Helena Higginson in relatie tot de Devotie tot het H. Hoofd van Jezus, Zetel van goddelijke Wijsheid; onderzoek- en reisverslag gemaakt door pater Marcel in oktober 1937), reis naar Engeland (blz. 16-51), met kaft, zie afbeelding: https://teresahigginson.files.wordpress.com/2012/11/img_00021.jpg

Over de schrijver Z.E.P. Marcel is zeer weinig bekend. Hij was (is?) een pater kapucijn. Z.E.P. staat waarschijnlijk voor: Zeer Eerwaarde Pater. Nergens wordt de volledige naam vermeld van de pater, nergens een woord over zijn woon- of werkadres. Was hij een kloosterpater of was hij werkzaam in een parochie?

Gegevens ontbreken waar de twee manuscripten zijn geschreven en/of uitgegeven, geen jaartallen worden genoemd, op een paar na: (a) de reis naar Engeland in 1937, (b) de vermelding van de tweede wereldoorlog 1940-1945 en (c) het jaartal 1962 (zie bron: “Naklanken uit 1937, reis naar Engeland”, https://teresahigginson.wordpress.com/iii-naklanken-uit-1937). Pater Marcel heeft hulp gekregen bij het typen van medewerkers uit Brugge. In het reisverslag wordt tevens de stad Brugge vernoemd als uitgangspositie naar de reis naar Engeland.

Ik heb een vermoeden dat deze geschriften een aantal jaren in het bezit zijn geweest van een uitgeverij in België, welke nu niet meer bestaat. Daar de opportuniteit afwezig werd geacht tot uitgave van deze voorname documenten, werd er geen aandacht meer aan geschonken. Deze papieren zijn later van hand tot hand gegaan (van de opgeheven uitgeverij naar de Nederlandse contactpersoon van die uitgeverij; mevr. N. en later naar een vriend van mij; de heer D.) en tenslotte in 1977 in mijn bezit gekomen. Momenteel ben ik op zoek naar meer contactpersonen die me kunnen helpen aan feitenmateriaal over de geschriften van Z.E.P. Marcel.

Uw hulp is gewenst! Gelieve contact met me op te nemen op dit e-mailadres: m.geudens@yahoo.com (pastoor Jack Geudens). De gevonden nieuwe gegevens zullen worden verzameld op deze webpagina: https://teresahigginson.wordpress.com/over

Moge het pionierswerk van pater Marcel vrucht dragen ook in de XXI-ste eeuw!

Website https://teresahigginson.wordpress.com/handboek-h-hoofd-devotie

Landgraaf, 24 december 2012, Pastoor Jack Geudens

 

Bibliografie van de auteur pater Marcel

 

Nederlands

 

H. Hoofd van Jezus, door Th. Kwakman, 1934, Amerikalei 106-110, Antwerpen.

Leven van Teresa Helena Higginson, door Lady Cecil Kerr, vertaald uit het Engels door Th. Kwakman, 1933, Amerikalei 106-110, Antwerpen.

Frans

 

Térèse Hélène Higginson, Histoire synoptique par Zevo Filsewil, 1934, Bruxelles, Simons, Rue Ketels 23.

Extraits de la vie de Teresa H. Higginson sur la Dévotion a la Tête Sacrée, 1934, Bruxelles, Simons, Rue Ketels 23.

Teresa Higginson, vie de la stigmatisée anglaise, Apôtre du Chef Sacré de N.S.

Alle Franse documenten, brochures en maandbladen over Teresa Higginson. Schrijven: Sagesse, Bellevue, Cagnotte (Landes), Frankrijk, sinds de 1930ger jaren tot op heden toe.

Engels

 

Teresa Helena Higginson, by Cecil Kerr, Sands & C°, 15 Kingstreet, Covent Garden, London.

Letters of T. H. Higginson, selected bij a monk of St. Augustine’ Abbey, Ramsgate, 1937, Sands & C°, 15 Kingstreet, Covent Garden, London.

Deze brieven spreken over de toestand der zielen in het vagevuur.

T. H. Higginson, Miss Minnie Catterall’s Narrative, Watson & C°, 135 Corporation Street, Preston, 1936.

The last days of the Servant of God T. H. Higginson by a poor Clare Colletine Barbara (Casey), Ormskirk, St. Anne’s Road, 1937.

Duits

 

Das Haupt Christi und die Andacht zum Sitz der Weisheit, van P. Willibrordus Schons O.S.B., Innsbrück – Hungerburg, Peter Meier, 1935.

Dit boekje is een bijeenbrengen van enige dingen die de lijdende Jezus aangaan en vooral zijn aangezicht, namelijk Veronica-beeld, Turijns Grafdoek, H. Aanschijndevotie van Leo Dupont; openbaringen van Zr. Marie de St. Pierre, Zr. M. Marthe Chambar, enz., en ten slotte Teresa Higginson.

 

 

 

2 gedachtes over “H.Hoofd Devotie (3)

Geef een reactie

Gelieve met een van deze methodes in te loggen om je reactie te plaatsen:

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s