Wie een begrip wil verkrijgen van de menselijkheid van Jezus’ woorden, moet willen aannemen dat de Verlosser niet alleen voor het aardse geluk van de mensen kwam, maar voor hun eeuwig, waaraan het aardse is verbonden. Dit vraagt van hen dat ze Hem geloven en Hem betrouwbaar achten en dus zijn woorden willen overwegen. De lichtzinnigheid is bijgevolg de grootste hindernis. Een oppervlakkige kennis met een spontane weerzin voor de harde kanten van zijn leer, kan nooit de wijsheid van Jezus’ woorden bereiken. Hier vergaat het zoals met sommige vruchten: een bitter omhulsel en een harde schaal verbergt een zoete pit. Men moet van goede wil zijn, de moedige zoeker vindt de waarheid.
Leggen wij er de nadruk op, dat God onze onwetendheid wil genezen, want Hijzelf “is licht en duisternissen zijn er in Hem niet” (Joh.1,5). God wil de zoekende bijstaan, want “wie Mij volgt zal niet in de duisternis wandelen” (Joh.8,12). Indien wij met zovele vragen en onopgehelderde gedachten rondlopen is het meestal omdat wij zijn woord niet overwegen dat ons “roept uit de duisternis naar zijn wonderbare licht” (1 Petr.2,9).
Wijs zijn of wijsheid bezitten is dus een roeping vanwege de Vader. Dat de “heidenen een verduisterd verstand hebben” (Eph.4,18) is begrijpelijk, maar “gij broeders,” zegt Paulus, “verkeert niet in duisternis; (1 Thess.5,4) gij moet als kinderen van het licht wandelen” (Eph.5,8).
Zo wij dus de leer van Jezus dwaas vinden en het leven doelloos en zinloos, zo wij bekoord worden tot afval is het veelal onze schuld omdat we het licht van Christus niet afsmeken en omdat wij Gods hulp door de genademiddelen als biecht en eucharistie voorbijgaan.
De Vader wil het licht en beweegt ons om wereldse leraren te vluchten; de mens echter die graag naar allerlei opinies luistert en volstrekt alle theorieën wil lezen zet zich in zware verzoeking. Jezus moet in onze geest kunnen werken; verhinderen wij dan zijn werking niet met naar alle meningen te luisteren. Voor duizenden christenen zijn de geloofswaarheden vaag, licht en zwak geworden zodat ze geen invloed uitoefenen op hun wil en levenswijze. Het licht botst af. Zij beminnen de nacht van nieuwe zienswijzen en stelsels, de nacht van een uitgerekte moraal tot immoraliteit, de nacht van kritiek op de welgekende waarheid. Het eenvoudige licht van het evangelie is niet helder genoeg meer, zij zoeken nieuwe vuurbakens; op hen is het woord van de Meester toepasselijk: “Indien het licht, dat in u is, duisternis wordt hoe groot dan zal de duisternis zijn” (Math.6,23).
Men moet bijgevolg zoals de Heilige Arme “naar het licht hongeren” (Job.17,17), door de woorden van Jezus te wikken en te wegen en ons niet te scharen bij hen die liever de duisternis dan het licht lief hebben” (Joh.3,19), “want er is geen gemeenschap tussen beide” (Kor.6,14). Overigens zijn we met Jezus als ledematen verbonden, ranken van de wijnstok, die het sap uit de stam ontvangen. Wij staan dus onder een en dezelfde inwerking. Het betaamt dat ledematen van eenzelfde lichaam onder het bevel van het hoofd staan, zij zijn vastgegroeid tot een geheel. Wij krijgen allen het licht van Jezus, die ons centrum is. Jezus zendt naar de ranken de geloofskracht, de christelijke wijsheid, de verlichtende genade of, als u een ander beeld wilt; Jezus regelt uit de centrale de elektrische stroom, wij moeten de schakelaar open draaien.
Sinds de Meester ten Hemel opgestegen is, houdt Hij niet op aan onze verlossing te werken. De zondeschuld door zijn offerdood gedelgd hebbend, is Hij eigenlijk voor goed zijn werk begonnen, de bekomen genade uit te delen. Sindsdien heeft Hij voor ieder van zijn ledematen een bijzondere aandacht, omdat Hij voor eenieder zich geofferd heeft. Gelijk wij onze ogen voor stof, besmetting, kwetsuur, met zorg beschermen, zo draagt Hij een allesovertreffende zorg voor hen die Hij van de Vader gekregen heeft, zoals Hij aan Teresa Higginson liet verstaan: “Zeg aan allen dat geen enkel van hen, die mijn Vader Mij gegeven heeft, zal verloren gaan”, wat zeggen wil, dat het niet aan Hem zal liggen, dat iemand zijn geloof verliest, zoals het met de Emmaüsgangers verging, die twijfelden. Hij kwam als een mens, een reiziger bij hen, sprak menselijke en goddelijke taal en overtuigde hen.
Het wordt om al deze redenen begrijpelijk dat een dagelijkse oefening van de vereerders van Jezus’ Wijsheid zal zijn: in alle momenten van twijfel of onbegrip naar onze Leider op te zien, Hem zijn verlichting te vragen om de inwerking van zijn verlichtende genade te bekomen.
“Oh Wijsheid van het H.Hoofd van Jezus, leidt ons op al onze wegen”.
(wordt vervolgd)
Info: https://teresahigginson.org/artikelen-van-het-handboek/
Hoofdstuk I: Noodzakelijkheid van Jezus’ Wijsheid voor ons christelijk leven
1. God heeft zich van Jezus bediend om de mens de waarheid te leren
2. God bedient zich van Jezus’ leer om ons te verlichten
door pastoor Geudens
Dit is op Blogberichten ter ondersteuning van de website LKZ NL herblogd.