1) Voor alle christenen
Daar de waarheid ons bekend is gemaakt en wij volgens die waarheid zullen geoordeeld worden, en daar wij niet tot de zaligheid kunnen geraken, zo wij de genadewerking van Jezus niet willen aanvaarden, is dus de wijsheid voor allen nodig. Wij mogen immers niet tegen ons geweten handelen: een ziek lichaamslid wordt afgezet, een droge tak afgebroken, zo het sap van Jezus’ licht niet tot onze zielen kan vloeien, zijn wij overbodige ledematen in zijn Heilig Lichaam.
Niemand kan zalig worden zonder de christelijke wijsheid te bezitten; deze is slechts een meedelen in Jezus’ verlichtende genade. Wie de woorden van Jezus veracht is “reeds geoordeeld” (Joh.3,16), immers deze mens veroordeelt zichzelf. Jezus’ Wijsheid is, zoals wij zagen, menselijk en goddelijk, wie Jezus’ woord en genadewerking niet aanvaardt, veroordeelt ook het volmaakt menselijke, handelt tegen zijn rede, tegen zichzelf en bijgevolg heeft hij zichzelf reeds veroordeeld alvorens de Meester het zal doen.
Nu kan men beweren dat er nog een andere wijsheid is buiten de Zijne, die even goed zou zijn. Er is geen enkele wereldse wijsheid, zij moge dan nog voortkomen uit de grootste geesten, of zij is aangetast door de onvolmaaktheid van de geest en de ongeregeldheid der passie. Zo iemand Jezus’ leer bewust voorbijgaat, dan is het eenvoudig “omdat zijne werken boos zijn” want “allen die kwaad doen, haten, en komen niet naar het licht… doch wie naar de waarheid handelt, komt uiteindelijk naar het licht (1).
Een andere reden waarom voor allen deze wijsheid belangrijk is: niemand kan God goed dienen tenzij hij eerst weet wat God wenst dat hij doet; welnu dat kunnen we slechts weten door Jezus te ondervragen. Het is met zijn woord te aanhoren, zijn evangelie te overlezen; met zijn genadeverlichtingen in ons op te vangen, dat we Gods wil zullen kennen. Leven in geloof en bovennatuurlijk handelen, brengt ons naar God: “Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven, maar wie aan de Zoon niet gelooft, zal geen leven zien; maar de gramschap van God blijft op hem” (Joh.3,36).
(1) Joh.3,19-21. Men overleze deze gehele evangelietekst waar het gaat over het al of niet aanvaarden van Jezus’ leer.
2) Voor hen die naar de volmaaktheid streven
Het toppunt der volmaaktheid, de liefde tot God en de naaste, wordt door de ingestorte wijsheid verkregen; daarom noemt de Schrift de rechtvaardige steeds de “wijze”. Volmaaktheid is immers in de hoogste vereniging met God gelegen en God is liefde. Hoe geraken we tot die vereniging met de beminnende God. Hierin speelt de christelijke wijsheid een voorname rol.
In de lagere regionen is het de rede, door het geloof verlicht, die ons in de goddelijke liefde leidt; in de hogere, is het de gave van wijsheid die onze ziel met God vastsnoert. Deze gave immers bestaat in een waardering, een smaak vooral wat God aangaat; zij doet ons de uitmuntendheid van die liefde inzien. We zien wel niet helder waarin die waarde ligt, maar we zijn bewust – gezien de smaak – dat het iets groots en hemels is. Zonder deze gave kunnen we niet hoger op in de liefde. Zij geeft ons immers een walging voor al wat zich tegen ons liefdestreven verzet; zoals aardse liefde, gehechtheid, zingenot, eigenliefde, en leert ons oordelen wat God aangenaam is.
Deze gave werd ons bij ons doopsel ingestort en wacht op onze daden. Zo snel wij iets voor God doen, schiet zij in werking, bijvoorbeeld een gebed; volharden wij in het gebed dan komt vroeg of laat de smaak voor het gebed en verhoogt onze verbondenheid met God.
Hoe meer ontzag wij voor Gods werking in ons krijgen, hoe meer onze wil aangespoord wordt om voortaan daden te stellen van liefde. In ieder heiligenleven horen we de roep naar deze wijsheid. Heer wat wilt u dat ik doe? Wijze liefde is volmaakte liefde. Wijze liefde houdt heel wat in: gehoorzaamheid aan Gods geboden en inspraken, nederigheid, eenvoud, geloof, vertrouwen en zo meer. Het is “de heilige werking van Gods geest bezitten”, zoals de H. Franciscus van Assisi zegt: onze ziel wordt als een klankbodem, van zohaast de gave van de H. Geest de snaren beroert, trilt de bodem; wat meer is, zij hunkert om bespeeld te worden door God.
De voorwaarden van een innige samensmelting met God zijn dus wel: het hoger waarderen van dit samenleven zelf, namelijk het medegevoel met alles wat God of de goddelijke zaken betreft en het verder verloop: het smaken en aangenaam vinden, boven al wat bestaat van de goddelijke werking; dan zal noodzakelijk de versmelting komen. Wij zijn zoals Salomon verliefd geraakt op de goddelijke Schoonheid. Vereniging is het normale eindpunt dezer waardering en van deze smaak.
Door deze gave wordt onze vereniging met God ook iets bestendigs. Het is geen voorbijgaande maar een blijvende staat; het geestelijke leven wordt erdoor gemakkelijk en natuurlijk. Onder haar invloed wordt alles eenvoudig en zij brengt ons de ware vrede. Zonder het ontwaken van dat zintuig, dat in alle zielen, die in staat van genade zijn bestaat, blijft het geestelijke leven een sleur en een slenter, ontplooit nooit tot een levensvolheid en verloopt langs barre wegen, in halfslachtige liefde. In haar ontwikkeling en vervolmaking ligt het toppunt der volmaaktheid: “de genietende liefde” of gave van wijsheid.
3) Voor de Geestelijke Leiders
Hier zouden wij een litanie van klachten kunnen laten volgen om de velen voor wie de geestelijke leiding een verveling is en voorthelpen der zielen een last. Zovele zielen roepen om brood, om intenser geestelijk leven, om vereniging met God en men leidt hen niet of kan hen niet helpen. Hier geldt in al haar tragische volheid de klacht “kinderen hebben om brood geroepen en er was niemand om het hen te brengen”. Zovele zielen zoeken naar een hart dat hen begrijpt, zovele naar een verlichtend woord om hoger te streven, maar zij vinden hun leider niet en zij dalen voort op wegen van verwijdering van God. Men kan gerust zeggen, dat het gemis aan rust in de christelijke waarheid veelal te wijten is aan het feit dat die lijdende zielen nooit de “man” vonden die hen helpen kon.
Welke is de reden van deze toestand anders dan het tekort aan wijsheid, het gemis aan bovennatuurlijkheid. De zielen hebben geen mensen nodig, die zien ze genoeg en daarvan hebben ze een walg, maar zij zoeken geestelijken in de volle zin van het woord; zij zoeken een zusterziel die leeft in geest en waarheid, die van het goddelijke en het geestelijke haar enige verlangen maakt, haar alles, voor wie al het overige matig belang inboezemt, maar die steeds op de heerlijke geloofswaarheden terugkeert, geen nutteloze woorden spreekt, “maar geest en leven” (1) meegeeft; waarvan ze terugkeren met wijding (dit is; zegen) over zich, met meer afkeer voor de wereld en hogere liefde voor God.
Zulke leiders kunnen enkel gevormd worden in de school waar Jezus leert. Hen zal het “onderscheid der geesten” gemakkelijk worden. Zij zullen een louter menselijke van een bovennatuurlijke geest onderscheiden. Zij zullen een rechtzinnig verlangen van de zielen naar God van ijdel gedroom onderscheiden. Zij zullen “de sleutel van de afgrond der menselijke geslotenheid krijgen, omdat ze sterren geworden zijn” (Apoc,1). Zij zullen de deuren ervan openwerpen en er de rook van jarenlange verstikte verlangens doen opstijgen. Zij zullen barmhartige Samaritanen zijn, die de gewonde zielen bijzonder zullen verzorgen.
Het is juist deze gave van wijsheid die een priester tot leider maakt. Bezit hij ze, dan verlaten de zielen verkeerde leiders om naar de priester te komen, bezit hij ze niet, dan verlaten zij hem om andere leiders na te lopen. Merken we op dat God die leidersgave ook aan niet-priesters geeft en leken.
De dagelijkse ondervinding leert dat het volk de geestelijke verlaat, die de wijsheid niet in zich draagt, want voor hen is hij aan hen gelijk en zij willen hem nu juist met de eigenschap van “afgescheiden” zien (Rom.1,1).
Zij willen hem zien in zijn bovennatuurlijkheid, in zijn uitstralend geloofsleven, in zijn godgewijd zieleleven, in zijn leraarsambt, zijn raad en richtinggeving. Zij moeten van hem kunnen getuigen gelijk van de Meester: “Vanwaar komt hem die wijsheid?” (Matt.13,54) en zij zoeken in hem een openbaring van een hoger leven (1 Cor.2,4).
De leiders die de wijsheid van Jezus zoeken mogen er van overtuigd zijn dat zij velen zullen redden en voor velen een kracht zijn als “Hij die ons verschenen is vol genade en waarheid” (Joh.1,14).
(1) Rom.1, waar Paulus getuigt dat degenen die in Christus Jezus Zijn, naar de Geest wandelen…
4) Voor alle overheden
De wereld staat overeind omdat er weinig staatshoofden en regeerders zijn die de wijsheid van Jezus bezitten. In de openbaring van La Salette zegt O.L.Vrouw: “De hoofden, de leiders van het volk van God hebben het gebed en de boetvaardigheid verzuimd en de duivel heeft hun verstand verduisterd”.
Zij vestigen heel hun beleid op de wankele grond van een vrijzinnige zedenleer; zij straffen niet alle kwaad; laten een verwilderde vrijheid toe en sturen het volk naar nieuwe ideologieën of naar goddeloosheid. Zij verlaten al 1anger hoe meer de weg van Salomon zodat op hen de spreuk toepasselijk wordt uit de psalm van David: “Hoofden zijn tesamen gekomen, tegen de Heer en zijn Gezalfde. Laat ons de banden breken en zijn juk afgooien (Ps.2,2-3)”.
Wij zouden het ‘Boek der Wijsheid’ in de handen van alle regeerders en staatshoofden willen zien. Daarin leert een grote vorst hoe een volk dient bestuurd te worden. Laten we hier en daar enige zinnen onderlijnen.
“Gij die de wereld bestuurt, begint met de rechtvaardigheid lief te hebben en oordeelt ernaar. Onthoudt u van de zonde en wijsheid zal in u binnen treden. Spreek niet en oordeelt niet volgens de wereldse wijsheid. Deze zegt: “Het leven is kort en vol verveling, laten we zoveel mogelijk genieten. Daarbij, er blijft na dit leven niets van ons over en er is nooit iemand uit de andere wereld teruggekeerd. Laten we onze macht gebruiken die we hebben. Onze macht weze ons recht. Laten we de goeden verdrukken want ze zijn een berisping voor ons en zij aanzien ons als slecht.”
“Spreekt dus de wereld niet na. Geeft het volk geen gelijk. Hebt steeds het oordeel van God voor het oog en op welke wijze goeden slechten daar tegenover elkaar zullen staan en zoals God tegen het kwaad zal optreden om het te vernietigen, doet gij ook zo (Wijsh.1-5)”.
“Gij die de menigten onder U hebt, zoekt de wijsheid, want macht hebt gij van God gekregen en over de uitoefening ervan zult gij ondervraagd worden. Zoekt ze, want in haar is er een geest van verstand en heiligheid, onbevlektheid en zekerheid, een geest van aangenaamheid, die het goede liefheeft en het volbrengt, een menselijke welwillende, bestendige en vooruitziende geest. Wijsheid immers is een uitvloeisel van Gods licht, een spiegel van Gods majesteit en een beeld van Zijn goedheid.”
Zo gij deze wijsheid, afstraling van het eeuwig Licht bezit, zult gij klare taal spreken tot dc menigte, scherp zijn in het vellen van een oordeel, gij zult geëerd worden bij de ouderen en gevreesd bij uw mederegeerders. Men zal zwijgen als gij spreekt en uw woord of stilzwijgen met evenveel eerbied bejegenen (Wijsh.6-9)”.
Hoe dicht zouden de volksleiders niet bij de Meester moeten staan! Welke bruikbare werktuigen zouden ze niet moeten zijn in de hand van de Grote Leider! Konden zij begrijpen dat slechts een mededelen in de wijsheid van Jezus hen kan helpen in hun bestuur!
5) In de laatste tijden der Kerk
Aan Teresa Higginson is voorspeld dat deze godsvrucht vooral in de laatste tijden zal beoefend worden en wel hierom: het ongeloof zal op de wereld verspreid zijn en de menigte zal weer geworden zijn het volk dat gezeten is in de duisternis (Matt.4,l6)”.
Het licht van het geloof zal stilaan uitdoven, want “bij de komst van de Heiland zal er nog weinig geloof zijn” (Lc.18,8) zegt het evangelie. Daarom zullen dan alle gelovigen steun en hulp vinden in deze godsvrucht om hun geloof te bewaren, als zij het rondom hen zien uitdoven. Grote kracht zal van hen gevraagd worden om getrouw te blijven, maar deze die Jezus’ Wijsheid zullen vereren, zullen die kracht bekomen.
Een andere reden is, dat, naarmate het oordeel nadert, waarin vooral de wijsheid van Jezus zal uitschitteren, het past, dat wij daarmede ook meer rekening houden. Een gelovige moet “zijn uitersten gedenken” (Ecl.7,40) om niet te zondigen, waarom zou hij dan niet de wijsheid leren beminnen die hem oordelen zal. Hoe meer hij eraan denkt, hoe verder hij van de zonden zal wegvluchten en hoe minder hij dit oordeel vrezen moet. Zij immers die deze godsvrucht bezitten, zullen niet geoordeeld worden. “Voorwaar, voorwaar: Ik zeg u: wie naar mijn woord luistert en Hem gelooft die Mij zond, die heeft het eeuwig leven en gaat naar het oordeel niet.” (Joh.5,24) Welnu, naar Jezus luisteren, is zijn leer aanvaarden. Verre van naar het oordeel te gaan zullen wij met Hem medeoordelen zoals we eerder zegden.
Zo kunnen we nu ook aanvaarden dat die wijsheid het “teken zal zijn dat op het voorhoofd der uitverkorenen zal staan” (1), d.i. het lijden gedragen uit liefde tot God; want dit zal het lastige zijn voor de laatste gelovigen: te aanvaarden, dat alle rampen uit de hand van de Alwijze komen, en dat al het lijden, dat zij moeten dragen, door Jezus gekend is en toegelaten tot de loutering der uitverkorenen.
Ook is er nog voorspeld dat deze godsvrucht maar voor goed uitbreiding zal nemen wanneer het Rijk Gods heel en al op aarde zal gevestigd zijn (2).
(1) In de Apocalyps van Johannes ziet de apostel een teken op het voorhoofd gedrukt van de uitverkorenen, terwijl een engel over de wereld rondgaat en zolang de rampen tegenhoudt, totdat alle uitverkorenen getekend zijn. Ziehier de tekst: “En ik zag een andere engel opkomen van de opgang der zon, die het zegel van de levende God had en hij riep met geweldige stem tot de vier engelen wien het vergund is de aarde en de zee te beschadigen, zeggende: “Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen, voordat wij de dienaren van onze God met het zegel op hun voorhoofd zullen gemerkt hebben (Apoc.7,3)”. Nu zou, volgens Teresa dat zegel zijn: de wijsheid van Jezus te bezitten; en dat kan wel waar zijn, aangezien wij het meest op Jezus gelijken door de gave der wijsheid en dat het Boek Ecclesiastes zegt: “De wijsheid van de mens straalt uit zijn gelaat (Eccl.8,1)”.
(2) Er wordt door veel heilige zielen voor het einde der tijden een tijdstip voorspeld, waarin de Kerk nog eenmaal na veel rampen doorstaan te hebben, vrij zal kunnen ademen. “Dat zijn Rijk kome” is de kreet geweest van duizenden harten. Het ware wel wonder dat we nu reeds in de eindperiode zouden zijn, en dat dit Rijk van Jezus stilaan zo uitsterven tot op het ogenblik dat voorspeld is: “Maar zal evenwel de Mensenzoon bij zijn komst het geloof op de aarde aantreffen?” Welnu, het zou tijdens de periode van hernieuwd geloof zijn, dat de godsvrucht een uitbreiding zou nemen.